Te gebruik je soms samen met het woordje
om.Met om te kun je zeggen met welk doel je iets doet.
Bijvoorbeeld:
Ik ga naar school om Nederlands te leren.
Emma loopt naar de pizzaria om pizza's te halen.
Te staat meestal aan het eind van de zin + een werkwoord.
Om en te staan vaak naast elkaar, soms staat er een woord/zinsdeel tussen.