2.3 Comparisons


Comparisons
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


Comparisons

Slide 1 - Tekstslide

Fill in the correct answer.
She is (smart).... than her brother

Slide 2 - Open vraag

Fill in the correct answer.
In my opinion Thierry is (obnoxious).... than Geert

Slide 3 - Open vraag

Comparisons/vergelijkingen
In English we use comparisons to compare situations with eachother.  

For example: to indicate that something is better, worse or the same as something else.

Slide 4 - Tekstslide

step-by-step plan
Does the word exist out of one syllable (lettergreep)?
Yes --> then you use (+er) for the comparative (vergrotende trap) and (+est) for the superlative (overtreffende trap)
Examples: (easy) easier than / the easiest, (big) bigger than, the biggest.

If the adjective (bijvoeglijk naamw) has more than one syllable. 
Then you use (usually): more for comparative (vergrotende trap)
and the most for the superlative (overtreffende trap)

Examples: more beautiful than, the most  beautiful.

Slide 5 - Tekstslide

Extras
De vergrotende trap gebruik je als je 2 dingen met elkaar vergelijkt. 
bv: Today is a better day than yesterday.
De overtreffende trap gebruik je als je 1 ding met meerdere dingen vergelijkt.
bv: Today is the best day of my life!
  • In de vergrotende trap krijg je altijd than
  • en in de overtreffende trap krijg je altijd the

Als je 2 gelijken met elkaar vergelijkt krijg je as...as...
bv: Today is as good as yesterday


Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -y krijgen ie in de vergrotende trap en iest in de overtreffende trap (bv: pretty-prettier-the prettiest)
Er zijn ook onregelmatige bijvoeglijke naamwoorden, deze moet je uit je hoofd leren!  

Slide 6 - Tekstslide

Reference book





Gebruik je Reference boekje voor meer informatie. blz 68 en 69
(zoals de onregelmatige bijv. naamw. en dergelijke...) 

Slide 7 - Tekstslide

Vul het goede antwoord in:
My sister is ………(intelligent) my brother.

Slide 8 - Open vraag

Vul het goede antwoord in:
That is the ……………(beautiful) car I've ever seen!

Slide 9 - Open vraag

Vul het goede antwoord in:
You won the lottery? You must be the ………………… (lucky) person in the world.

Slide 10 - Open vraag

Vul het goede antwoord in:
My dad plays tennis much ………… (good) my mum.

Slide 11 - Open vraag

Vul het goede antwoord in:
This movie will be the ………………………………. (big) hit of the year.

Slide 12 - Open vraag

Homework for Thursday
Exercise: 12 + 13 on page 89.



Studygo words 2.5 using ''leren''( so no other function like ''spelling'')

Slide 13 - Tekstslide