Economisch bekeken - H8.2 Studie en beroep (B)

8.2 Studie en beroep (B)
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

8.2 Studie en beroep (B)

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Gatentekst
1) _______ is iets doen of maken tegen betaling, bijvoorbeeld door bedrijven. Hiervoor zijn 2) _______ nodig. Dit zijn de middelen die nodig zijn om te produceren. Dit zijn kapitaal, arbeid en natuur (KAN, KANO). 3) _______ zijn machines, gebouwen, gereedschappen en grondstoffen die nodig zijn om iets te maken. 4) _______ is de tijd en de inzet van mensen die iets maken of doen. 5) _______ zijn de natuurlijke hulpbronnen die gebruikt worden om iets te maken, zoals olie, gas, hout en water. 6) _______ zijn goederen die nodig zijn om te kunnen produceren, zoals machines en gebouwen. 7) _______ betekent het aanschaffen van kapitaalgoederen om zo meer productie mogelijk te maken en inkomsten te vergroten. Als er veel kapitaalgoederen nodig zijn is de productie 8) _______.
Vul in in de tekst!
  • Investeren
  • Natuur
  • Kapitaalintensief
  • Kapitaal
  • Betaald
     produceren
  • Kapitaalgoederen
  • Arbeid
  • Productiefactoren

Slide 3 - Tekstslide

Gatentekst
BETAALD PRODUCEREN is iets doen of maken tegen betaling, bijvoorbeeld door bedrijven. Hiervoor zijn PRODUCTIEFACTOREN nodig. Dit zijn de middelen die nodig zijn om te produceren. Dit zijn kapitaal, arbeid en natuur (KAN, KANO). KAPITAAL zijn machines, gebouwen, gereedschappen en grondstoffen die nodig zijn om iets te maken. ARBEID is de tijd en de inzet van mensen die iets maken of doen. NATUUR zijn de natuurlijke hulpbronnen die gebruikt worden om iets te maken, zoals olie, gas, hout en water. KAPITAALGOEDEREN zijn goederen die nodig zijn om te kunnen produceren, zoals machines en gebouwen. INVESTEREN betekent het aanschaffen van kapitaalgoederen om zo meer productie mogelijk te maken en inkomsten te vergroten. Als er veel kapitaalgoederen nodig zijn is de productie KAPITAALINTENSIEF.

Slide 4 - Tekstslide

8.2 Studie en beroep (B)

Slide 5 - Tekstslide

  • In welke sectoren kun je
     allemaal werken? Je hebt 2
     minuten de tijd om er zo
     veel mogelijk op te
     schrijven! 
Opdracht
timer
2:00

Slide 6 - Tekstslide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • de sectoren in het bedrijfsleven opnoemen.
  • voorbeelden geven van beroepen uit de sectoren van het bedrijfsleven.
  • uitleggen wat detailhandel is.
  • uitleggen wat de begrippen primaire sector, secundaire sector, tertiaire sector en kwartaire sector betekenen.
Wat gaan we leren?

Slide 7 - Tekstslide

  • Sector techniek
  • Sector detailhandel
  • Sector administratie
  • Agrarische sector
  • Zorgsector
  • Horecasector 
Welke sectoren zijn er?

Slide 8 - Tekstslide

  • De primaire sector zijn de
     bedrijven die grondstoffen
     en voedsel produceren. 
  • Producten worden direct uit
     de natuur gehaald.
  • MBO beroepen zijn: boer,
      visser, groenteteler,
      veehouder en boswachter.


Primaire sector:
Landbouw, visserij en mijnbouw 

Slide 9 - Tekstslide

  • De secundaire sector zijn
     de bedrijven die
     grondstoffen en voedsel
     verwerken tot (eind)product.
  • MBO beroepen zijn
     bijvoorbeeld: meubelmaker,
     kraanmachinist, 
    verwarmin
     technicus en constructeur

Secundaire sector
Industrie, bouw en energie 

Slide 10 - Tekstslide

  • De tertiaire sector zijn bedrijven die
     diensten verlenen met het doel om
     winst te maken.
  • MBO beroepen zijn bijvoorbeeld:
     chauffeur, reisleider, kapper en 
     beveiliger
Tertiaire sector
Commerciële dienstverlening

Slide 11 - Tekstslide

  • De kwartaire sector zijn
     de bedrijven en instellingen
     die diensten verlenen zonder
     het doel winst te maken.
  • MBO beroepen zijn
     bijvoorbeeld: politie, leraar,
     dokter, ambtenaar, soldaat
     en verzorgende.
Kwartaire sector 
Niet commerciële dienstverlening

Slide 12 - Tekstslide



Leidinggevend werk
  • Bij leidinggevend werk
     vertel je andere mensen wat
     zij moeten doen en ben je
     verantwoordelijk voor het
     resultaat.​



Uitvoerend werk
  • Bij uitvoerend werk krijg je
     opdrachten van je baas en
     die voer je uit.

Leidinggevend en uitvoerend werk

Slide 13 - Tekstslide



Bijscholing
  • Je leert bij (extra). Een
     voorbeeld is omgaan met
     nieuwe apparaten om je
     werk sneller te kunnen doen.



Omscholing
  • Je leert iets compleet nieuws voor heel ander werk.
Soorten scholing

Slide 14 - Tekstslide

VRAGEN?

Slide 15 - Tekstslide

OPDRACHTEN
  • Maak de opgaven 1 t/m 15 op bladzijde 90 en 91 van
     werkboek 3B!
  • Klaar? Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn
     opgave 16 t/m 31 op bladzijde 91 en 92.
  • Klaar? Dan kun je nakijken en heb je geen huiswerk.






timer
10:00
Rood = Zelfstandig en stil werken. 
Geel = Fluisteren en overleggen toegestaan
Groen = Praten

Slide 16 - Tekstslide

In welke sector valt het beroep taxichauffeur?

A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 17 - Quizvraag

In welke sector valt het beroep beroepsmilitair?

A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 18 - Quizvraag

In welke sector valt het beroep medewerker boomkwekerij?


A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Kwartaire sector
D
Tertiaire sector

Slide 19 - Quizvraag

In welke sector valt het beroep bouwopzichter?


A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Kwartaire sector
D
Tertiaire sector

Slide 20 - Quizvraag

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maak de opgaven 1 t/m 31 van hoofdstuk
     8.2 studie en beroep op bladzijde 90 t/m 92
     van werkboek 3B!
Huiswerk

Slide 21 - Tekstslide

Bedankt en fijne dag!

Slide 22 - Tekstslide