Grammar 2: Much / Many / A lot of / (a) few / (a) little

WELCOME 
4 Mavo
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

WELCOME 
4 Mavo

Slide 1 - Tekstslide

This week's goals:
- I know the differences between (a) little, (a) few, much, many, lots of, a lot of.
- I can use them in a sentence.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Welke woorden kun je gebruiken om VEEL te zeggen in het Engels?
A
a lot of
B
much
C
many
D
alle bovenstaande antwoorden

Slide 4 - Quizvraag

VEEL
much = ontelbaar

much sugar
much time
much homework
much coffee


Slide 5 - Tekstslide

VEEL
many = telbaar

many children
many birds
many subjects
many stories

Slide 6 - Tekstslide

VEEL
In bevestigende zinnen:
a lot of
                   I have a lot of friends.
We paid a lot of money for this.

Na so, as, too NIET!
I sleep as many hours as I can.
We ate too much food today.
A

Slide 7 - Tekstslide

Telbaar- ontelbaar
Telbaar: je kan zien of het woord in het enkelvoud of meervoud staat.
 Book > books
Child > children

Ontelbaar: je kan niet zien hoeveel je van dat woord hebt. Enkelvoud-meervoud onduidelijk.
Time 
Money

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

A LITTLE = een beetje (ontelbaar)

A FEW = een paar (telbaar)


I need a little more time.
Ik heb een beetje meer tijd nodig.

Jack eats a few fries.
Jack eet een paar frietjes.


LITTLE = weinig (ontelbaar)

FEW = weinig (telbaar)


My teacher has little patience.
Mijn lerares heeft weinig geduld.

We bought few books yesterday.
Wij kochten weinig  boeken gisteren.

Slide 10 - Tekstslide

___ (weinig) people tell the truth!
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 11 - Quizvraag

___ (veel) girls watched Frozen
in the cinema.
A
much
B
few
C
a lot of
D
little

Slide 12 - Quizvraag

Bill didn't kill ___ (een paar) people,
he killed a lot.
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 13 - Quizvraag

The girl has ___ (weinig) sunshine
in her life.
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 14 - Quizvraag

Forrest didn't have ___ (veel) chocolates in his box.
A
a few
B
many
C
much
D
a little

Slide 15 - Quizvraag

He sang ___ (een beetje) better than last time.
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 16 - Quizvraag

Wat ging goed in deze les?

Slide 17 - Open vraag

Waar loop je nog tegenaan bij dit onderwerp?

Slide 18 - Open vraag

This week's goals:
- I know the differences between (a) little, (a) few, much, many, lots of, a lot of.
- I can use them in a sentence.

Slide 19 - Tekstslide

Choose:

- working on your planner
- continue with this LessonUp. (watching one more video)

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video