Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
werkwoordspelling T2
werkwoordspelling - VT
Je hebt de theorie van werkwoordspelling bestudeerd. In deze LessonUp maak je nu alle opdrachten, waarbij je de spelling in de VERLEDEN TIJD toepast.
1 / 31
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1-3
In deze les zitten
31 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Lesduur is:
10 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
werkwoordspelling - VT
Je hebt de theorie van werkwoordspelling bestudeerd. In deze LessonUp maak je nu alle opdrachten, waarbij je de spelling in de VERLEDEN TIJD toepast.
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Iedereen (praten, vt) door elkaar.
Slide 3 - Open vraag
Deze chauffeur (rijden, vt) altijd om.
Slide 4 - Open vraag
Nur (appen, vt) snel haar moeder.
Slide 5 - Open vraag
Mijn oom (barbecuen, vt) iedere zaterdag.
Slide 6 - Open vraag
Hij (pitchen, vt) een geweldige presentatie.
Slide 7 - Open vraag
Toen het bliksemde, (donderen) het ook vaak.
Slide 8 - Open vraag
Alle buren (bonken, vt) op de muren.
Slide 9 - Open vraag
Die docent (ontwikkelen, vt) zelf zijn toetsen.
Slide 10 - Open vraag
De rapper (freestylen, vt) tot het feest was afgelopen.
Slide 11 - Open vraag
Met een 10 voor taal (belonen, vt) hij zichzelf voor al het oefenen.
Slide 12 - Open vraag
De beroepsdemonstrant (wraken, vt) de rechtbank.
Slide 13 - Open vraag
Ze (klonen, vt) kalfsvlees in China.
Slide 14 - Open vraag
Wij (partycrashen, vt) vroeger ieder feest in de buurt.
Slide 15 - Open vraag
Ik (racen, vt) zo snel als ik kon naar school.
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Video
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Let op:
Bedenk wat de ik-vorm is. Er kan alleen een -T achter komen, geen DT. Dan eindigt de ik-vorm op een D.
Er kan geen D achter komen.
Dus: Ik word - hij wordT, ik vind - het vindT
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij bediend
B
hij bedient
Slide 20 - Quizvraag
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij zwaait
B
hij zwaaid
Slide 21 - Quizvraag
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij vindt
B
hij vind
Slide 22 - Quizvraag
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij onthoud
B
hij onthoudt
Slide 23 - Quizvraag
Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
(onthouden) ... je dat tot morgen?
A
onthoud
B
onthoudt
C
onthield
D
onthouden
Slide 24 - Quizvraag
Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Ik ......(geven) het terug.
A
geef
B
geeft
C
gaf
Slide 25 - Quizvraag
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
De vliegtuigen ....... op tijd.
A
land
B
lande
C
landen
D
landden
Slide 26 - Quizvraag
Wat is de juiste persoonsvorm tegenwoordige tijd?
Zij ______________ (melden)
A
meldt
B
meld
Slide 27 - Quizvraag
Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Dat (gebeuren) beslist niet!
A
gebeurt
B
gebeurd
Slide 28 - Quizvraag
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik (bereiden) het eten voor.
A
bereid
B
bereidt
Slide 29 - Quizvraag
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
De leraar (vinden) dat jij goed gewerkt hebt.
A
vind
B
vindt
Slide 30 - Quizvraag
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(worden) je broer morgen al 18 jaar?
A
word
B
wordt
Slide 31 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
werkwoordspelling9
1 maand geleden
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1-3
werkwoordspelling 15 april
April 2024
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1-3
werkwoordspelling9
Mei 2024
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1-3
werkwoordspelling9
25 dagen geleden
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1-3
werkwoordspelling 15 april
Mei 2024
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1-3
werkwoordspelling9
December 2024
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1-3
werkwoordspelling9
16 dagen geleden
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1-3
werkwoordspelling9
26 dagen geleden
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1-3