Lesson 1.5: Used to and conjunctions

Schedule
Reading for 10 minutes 
Grammar Used to
Grammar Conjunctions

1.5 pagina 31 
Opdrachten: 1 t/m 6


1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EnglishMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Schedule
Reading for 10 minutes 
Grammar Used to
Grammar Conjunctions

1.5 pagina 31 
Opdrachten: 1 t/m 6


Slide 1 - Tekstslide

Je gebruikt "used to" om te verwijzen naar:
A
Gewoontes en situaties in het verleden
B
Mensen, dieren en dingen

Slide 2 - Quizvraag

Used to
1) I can talk about actions that happened in the past, but don't happen anymore.

2) I can use conjunctions to make longer sentences   

Slide 3 - Tekstslide

Grammar box, page 32 
Used to + hele werkwoord > om aan te geven dat iets vroeger zo was, maar nu niet meer
vb: This used to be a field, but now there are houses.

Let op: bij vragende en ontkennende zinnen verdwijnt de  -d 
vb: Did you use to live in Eindhoven?
I didn't use to like dogs, but now I do

Slide 4 - Tekstslide

Dus
Bij een vragende (?) en ontkennende zin (-) gebruik je Didn't/did
Did...use to + hele werkwoord
Didn't use to + hele werkwoord

(-) There didn't use to be a gym here.
(?) Did your sister use to live in Amsterdam?

Slide 5 - Tekstslide

(+) My brother's best friend .....to live next door.
A
Used to
B
Use to

Slide 6 - Quizvraag

(-) We ........ hang out together, but we do now.
A
Used to
B
Didn't use to
C
Didn't used to

Slide 7 - Quizvraag

(?) .....Margaret ....... have a crush on Simon?
A
Used..... to
B
Did....use to
C
Did....used to

Slide 8 - Quizvraag

Exercises  3 and 4 
  •  10 minutes to do the exercises
  • You can work with your partner

We will look at the answers together
Done? Study the words of studybox 1.5

Slide 9 - Tekstslide

Conjuctions > voegwoorden
Conjuctions: the glue between sentences.
They allow you to make longer sentences

example: I like dogs. My sister likes cats . 
I like dogs and my sister likes cats  

Slide 10 - Tekstslide

reden / oorzaak 
  • Because (omdat) - I like to eat chocolate because it tastes good. 

Slide 11 - Tekstslide

opsomming

  • And (en) - He likes playing football and tennis. 

  • both... and (zowel....als) - He likes playing both football and tennis.

Slide 12 - Tekstslide

gevolg
  • So (dus) - He kissed another girl,  so I broke up with him. 

Slide 13 - Tekstslide

Tegenstelling

  • But (maar) - The sun is shining but it's cold 


Slide 14 - Tekstslide

keuze

  • Or (of) - We can stay here or we can go home

Slide 15 - Tekstslide

Exercise 
1.5 writing - exercise 5

Done? Study the words of 1.5 writing ( Quizlet or trainer)

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de functie van:
Because
A
(Logisch) gevolg
B
Reden/oorzaak
C
Keuze
D
Opsomming

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de functie van
so
A
(Logisch) gevolg
B
Keuze
C
Opsomming
D
Tegenstelling

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de functie van
but
A
(Logisch) gevolg
B
Keuze
C
Opsomming
D
Tegenstelling

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de functie van
and
A
Reden/oorzaak
B
Keuze
C
Opsomming
D
Tegenstelling

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de functie van
or
A
Reden/oorzaak
B
(logisch) gevolg
C
keuze
D
Tegenstelling

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video