Spaans Velp semana 1.3

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 1

semana 1.3          hoy es miércoles

repaso: -saludar; presentarse

repaso: palabras 0.05

persoonlijke voornaamwoorden socrative

repaso 

palabras 0.05

lessonapp y movíl

Welk woord hoort bij het plaatje

1. casa
2. maleta
3. tienda
4. sombrero

Welk woord hoort bij het plaatje

1. tren
2. avión
3. bicicleta
4. playa

Welk woord hoort bij het plaatje

1. tienda
2. estación
3. sombrero
4. oficina de turismo

1. parasol
2. sombrero
3. sol
4. playa

1. tienda
2. tren
3. bicicleta
4. maleta

Persoonlijk voornaamwoord

Wat zijn de persoonlijk voornaamwoorden in het Spaans?

yo                                                         ik

tú                                                          jij

él / ella /  usted                              hij / zij / u

nosotros / nosotras                    wij

vosotros / vosotras                      jullie

ellos / ellas / ustedes                  zij / u meervoud

ik, jij, hij, zij, u, wij, jullie, zij (mv)

1.01

Hoe vraag je in het Spaans:
'Hoe heet jij?'

1.01

1. ¿Qué tal?
2. ¿Cómo estás?
3. ¿Cómo te llamas?
4. ¿Cómo lo llevas?

Hoe vraag je in het Spaans:
'Hoe gaat het met je?'

1.01

1. ¿Qué tal?
2. ¿Cómo estás?
3. ¿Cómo te llamas?
4. ¿Cómo eres?

Hoe zeg je in het Spaans:
'Ik ben ....?'

1.01

1. Soy...
2. Me llamo ...
3. Bien
4. Gracias

afmaken schema

p. 15

en parejas

 1.02 mondeling

inleveren op whatsapp: nummer 06 82993318

Deberes

mondeling 1.02 inleveren via Whatsapp

leren persoonlijke voornaamwoorden (zie deze PP)

leren woordjes  p. 12

leren voorstellen