De Romeinen hadden een groot
rijk veroverd. Door vele oorlogen konden generaals enorm
populair worden. Hun soldaten waren
trouw aan hen, niet de staat. Zo ontstonden meerdere
burgeroorlogen in de Romeinse Republiek. Generaals stonden dan tegenover de senatoren.
Julius Caesar (100-44 v.Chr) was zo'n generaal. Hij veroverde de gebieden van Frankrijk/Gallië bij het Romeinse Rijk. Caesar kreeg hierdoor steeds meer macht. Hij kon met zijn leger samen alles bereiken. Hij schafte de republiek af en werd alleenheerser.
Tijdens zijn regeerperiode werd Caesar steeds meer een koning. Hier was de senaat fel op tegen. Caesar werd vermoord en de burgeroorlog begon weer.