Bij insectenbloemen gaan insecten op zoek naar nectar. Ze strijken daarbij langs de meeldraden en de stempel(s). De stuifmeelkorrels zijn ruw en kleverig. Ze blijven gemakkelijk aan het lichaam van het insect plakken. Zie afbeelding.
Als het insect daarna een andere bloem bezoekt om nectar op te zuigen, strijkt het insect weer met zijn lichaam langs de meeldraden en stempel(s). De meegebrachte stuifmeelkorrels blijven dan aan de stempel(s) plakken. Op deze manier kan een insect tientallen bloemen bestuiven.
Veel insecten bezoeken alleen bloemen van één bepaalde soort, bijvoorbeeld alleen bloemen van appelbomen. Daardoor is de kans dat stuifmeel op de stempel(s) van een bloem
van dezelfde soort terecht komt, vrij groot.
Insectenbloemen maken in verhouding tot
windbloemen weinig stuifmeel. Bij het telen van
appels zijn veel bijen nodig die voor bestuiving
zorgen. Vaak worden daarom bijenkasten in een
boomgaard neergezet.