Schrijven , schrijfdoelen, tekstvormen , bouwplan

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Schrijven : hoofdstuk 3

Week 7
Boek blz. 100 -102 
opdrachten 1 t/m 4 

Slide 3 - Tekstslide

schrijven

  • interview
  • uitnodiging
  • artikel over bijbaantjes

Slide 4 - Tekstslide

Tekstdoel en publiek
Wat is het doel van je tekst?
Wat wil je met de tekst bereiken?
Wie wil je met je tekst bereiken ? 

Slide 5 - Tekstslide

Doel van een tekst

Slide 6 - Tekstslide

Waarom is een schrijfplan zo belangrijk?
A
Het geeft overzicht
B
Je vergeet zo niets
C
Je kunt alvast spelfouten checken
D
Je denkt van te voren alvast goed na wat je gaat schrijven.

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Bouwplan
  • Inleiding
  • Middenstuk
  • Slot

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Inleiding, middenstuk en slot helpen...
A
voor een tekst met een goede structuur
B
juiste informatie te geven
C
om een conclusie te vinden
D
om je tekst zo kort mogelijk te houden

Slide 11 - Quizvraag

een 'pakkende' inleiding schrijven hoort bij de functie....
A
aankondigen hoe de tekst is opgebouwd
B
lezer laten kennismaken met de tekst
C
de hoofdgedachte naar voren brengen
D
belangstelling/aandacht van de lezer wekken

Slide 12 - Quizvraag

Hoe schrijf je een informerende tekst?
De 5W en 1H vragen:
  • Wie?                                          
  • Wat? 
  • Waar?
  • Wanneer?
  • Waarom?
  • Hoe?

Slide 13 - Tekstslide

5W+h-vragen helpen om....
A
een tekst te schrijven
B
de belangrijke informatie te verwerken
C
om de hoofdgedachte weer te geven
D
je tekstdoel in te vullen

Slide 14 - Quizvraag

"doe" woorden komen vooral voor in
A
instructies
B
strips
C
recepten
D
gebruiksaanwijzingen

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

bij een instructie gebruik je doe woorden en signaalwoorden
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Instructie schrijven
  • In een instructie leg je stap voor stap uit hoe iemand iets moet doen. Denk aan een recept of een gebruiksaanwijzing. 
  • Je lezer moet jouw instructie goed kunnen begrijpen en uitvoeren.
  • je noemt soms ook wat nodig is om de handelingen uit te voeren , materialen, gereedschappen , ingredienten. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

 opdrachten  
  • opdracht 1 , blz. 100 
  • opdracht :  schrijf zelf een instructie voor een handeling /opdracht die ook in de les kan worden uitgevoerd door een klasgenoot
voorbeelden :
  • een tekening maken op ruitjespapier
  • een hoedje van papier maken

Slide 20 - Tekstslide

instructie schrijven 
1 Boven het bouwplan staat waarvoor deze bedoeld is.
2 Als je dingen nodig hebt om de instructie uit te voeren, staat er bovenaan een lijst met benodigdheden.
3 De instructie legt stap voor stap de verschillende handelingen uit.
4 De stappen staan in de goede volgorde.
5 Er is een illustratie die de instructie verduidelijkt.
6 Bij de instructie worden doe-woorden gebruikt.
7 In de instructie staan signaalwoorden die de stappen en volgorde aangeven.
8 In de instructie staan signaalwoorden die de stappen en volgorde aangeven.
9 De woorden in de instructie zijn foutloos geschreven.
10 Hoofdletters en leestekens staan op de juiste plaats.



Slide 21 - Tekstslide

Schrijven, voorbereiding
Bouwplan

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide