In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Wat was geen oorzaak voor de Eerste Wereldoorlog?
A
Nationalisme
B
Imperialisme/ kolonialisme
C
Ontwapening
D
Militarisme
Slide 1 - Quizvraag
Welk begrip hoort hierbij:
'Oorlog waarbij ook burgers volop betrokken worden.'
A
Burgeroorlog
B
Tweefrontenoorlog
C
Loopgravenoorlog
D
Totale oorlog
Slide 2 - Quizvraag
Op welke manier verhoudt de moord op Frans Ferdinand zich tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog?
A
Als de druppel die de emmer doet overlopen
B
Als de druppel die als eerste in de emmer valt
Slide 3 - Quizvraag
Dit is de naam van de man die het plan bedacht om een tweefrontenoorlog te voorkomen
A
Princip
B
Joffre
C
Hindenburg
D
Von Schlieffen
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de naam voor de verzameling geestesziektes tijdens de WOI?
A
Post-traumatisch stresssyndroom
B
Psychiatrie
C
Psycho-gestoord
D
Shell shock
Slide 5 - Quizvraag
Welke maatregel staat niet in het Verdrag van Versailles?
A
Schadebetaling van miljarden
B
10% grondgebied inleveren
C
Landmacht inperken
D
Wapens vernietigen
Slide 6 - Quizvraag
Er is sprake van een wereldoorlog, omdat:
A
Er op meer dan 1 continent wordt gevochten
B
Elk land bij de oorlog betrokken raakt
C
Er werldwijd heel veel aandacht voor is
D
De hele wereld aan het vechten is.
Slide 7 - Quizvraag
Welk moment wordt gezien als het begin van de Eerste Wereldoorlog?
A
De inval van Duitsland in Polen
B
De moordaanslag op kroonprins Franz Ferdinand
C
Het bombardement op Parijs
D
De uitbraak van de revolutie in Rusland
Slide 8 - Quizvraag
Veel Engelse soldaten melden zich vrijwillig aan om te vechten. Wanneer verwachten ze weer thuis te zijn?
A
Met kerstmis
B
Met Pasen
C
Wanneer de zomervakantie begint
D
Over 2 jaar
Slide 9 - Quizvraag
In 1918 is de Eerste Wereldoorlog voorbij. Wie kreeg de schuld van de oorlog?
A
Duitsland
B
Frankrijk
C
Rusland
D
Engeland
Slide 10 - Quizvraag
Wat betekend 'mobiliseren'?
A
Met je leger ten strijden trekken.
B
Het leger ontbinden.
C
Gevechtsklaar maken van het leger voor de oorlog.
D
Mobiele telefoons uitdelen.
Slide 11 - Quizvraag
Hoe heet het vredesverdrag waarmee er een einde kwam aan de Eerste Wereldoorlog?
A
De vrede van Versailles
B
De vrede van Parijs
C
De vrede van Berlijn
D
De vrede van Londen
Slide 12 - Quizvraag
Sleep de gebeurtenissen naar de juiste plek.
Je begint bij de gebeurtenis die het langst geleden is.
1
2
3
4
5
De oorlog is voorbij:
op 11 november 1918
Kroonprins Frans-Ferdinand wordt vermoord door Gavrilo Princip.
De Vrede van Versailles
wordt ondertekend
De Verenigde Staten gaan meedoen met de oorlog.
De Eerste Wereldoorlog begint.
Slide 13 - Sleepvraag
De Eerste Wereldoorlog duurde van...
A
1914 - 1917
B
1914 - 1918
C
1939 - 1945
D
1940 - 1945
Slide 14 - Quizvraag
Welk land hoort niet bij de Geallieerden?
A
Engeland
B
Verenigde Staten
C
Frankrijk
D
Duitsland
Slide 15 - Quizvraag
Met een front wordt bedoeld:
A
De plaats waar gevochten wordt.
B
De wapenfabrieken
C
De plaats waar een oorlog gepland wordt.
D
De voorkant van een leger.
Slide 16 - Quizvraag
Een totale oorlog is een oorlog:
A
Waarbij veel landen zijn betrokken.
B
Waarin het hele volk wordt ingeschakeld.
C
Waarin zowel te land als ter zee wordt gevochten.
D
Waarin veel soldaten sneuvelen.
Slide 17 - Quizvraag
In een loopgravenoorlog ligt het front langdurig op dezelfde plaats:
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Een loopgravenoorlog is een oorlog die wordt uitgevochten vanuit schuilplaatsen in de grond:
A
waar
B
niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Een loopgravenoorlog kan nooit een tweefrontenoorlog zijn:
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quizvraag
De tank werd tijdens de Eerste Wereldoorlog voor het eerst als wapen ingezet. Voor welke wapens geldt hetzelfde?
A
De atoombom, de auto,
de duikboot
B
Het vliegtuig, de auto,
de duikboot
C
Het gifgas, het vliegtuig,
de duikboot
D
De atoombom, het gifgas,
de duikboot
Slide 21 - Quizvraag
In de Eerste Wereldoorlog vochten, vooral aan Britse en Franse zijde mensen uit hun kolonies mee.
Maak de zin af. Dat mensen uit de kolonies meevechten, is voornamelijk een gevolg van ...
A
Het nationalisme
B
Het modern imperialisme
C
De bondgenootschappen
D
Het militarisme
Slide 22 - Quizvraag
Je kent het verschil tussen oorzaak en aanleiding. Twee zinnen daarover:
I De aanleiding heeft altijd met geweld te maken. Het is een oorlog, of een moord, of een vechtpartij. Oorzaken hebben niet altijd met geweld te maken.
II De aanval van Duitsland op België en Frankrijk was de aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog
A
Zin I is juist, zin II is onjuist.
B
Zin I is onjuist, zin II is juist.
C
Zin I en II zijn allebei juist.
D
Zin I en II zijn allebei onjuist.
Slide 23 - Quizvraag
Wat was het doel van het Von Schlieffenplan?
A
Zorgen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
B
Zorgen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam
C
Voorkomen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
D
Voorkomen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam
Slide 24 - Quizvraag
Wapenwedloop betekent:
A
Strijden / laten zien wie de beste wapens had.
B
Mosterdgas, traangas,
C
alle wapens moeten worden ingenomen
D
schietwedstrijd, onderdeel van de Olympische Spelen
Slide 25 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding. Welk oorzaak van de WO1 is hier afgebeeld?
A
Nationalisme
B
Militarisme
C
Bondgenootschappen
D
Kolonialisme
Slide 26 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding. Welk oorzaak van de WO1 is hier afgebeeld?