Literaire Begrippen: Ontdek de Wereld van de Literatuur!

Literaire Begrippen: Ontdek de Wereld van de Literatuur!
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Literaire Begrippen: Ontdek de Wereld van de Literatuur!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je literaire begrippen herkennen en toepassen in teksten.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over literaire begrippen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Alliteratie
- Herhaling van dezelfde medeklinker aan het begin van meerdere woorden
- Voorbeeldzinnen:
1. Peter pakte paarsgekleurde peren.
2. De zon zakte in de zee.
3. Jan jaagt de jagers.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Assonantie
- Herhaling van dezelfde klinkerklanken in verschillende woorden
- Voorbeeldzinnen:
1. De zee was een serene droom.
2. De koude douche zorgde voor rouw.
3. De poes loopt door het bos.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Binnenrijm
- Rijm binnenin een zin of versregel
- Voorbeeldzinnen:
1. Het huis waar ik woon, is niet meer te koop.
2. De kat die op het matje zat, was erg moe.
3. Ik lach om de grap die je net maakte.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engagement
- Betrokkenheid bij maatschappelijke en/of politieke kwesties in een tekst
- Voorbeeldzinnen:
1. De schrijver roept op tot actie tegen klimaatverandering.
2. Het boek bespreekt de ongelijkheid in de samenleving.
3. De dichter verzet zich tegen onrechtvaardigheid.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ironie
- Het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt
- Voorbeeldzinnen:
1. Wat een mooie zonnige dag (wanneer het regent).
2. Dat is precies wat ik nodig had (wanneer iets slechts gebeurt).
3. Geweldig, nog meer huiswerk (wanneer je eigenlijk geen zin hebt om huiswerk te maken).

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Literatuur
- Geschreven werken met artistieke waarde
- Voorbeeldzinnen:
1. De roman 'De Avonden' van Gerard Reve.
2. Het gedicht 'Het Hooglied' uit de Bijbel.
3. Het toneelstuk 'Hamlet' van William Shakespeare.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Metrum
- Ritme en regelmaat in een gedicht
- Voorbeeldzinnen:
1. De kat loopt op het dak.
2. De zon schijnt in de vijver.
3. De vogels fluiten in het bos.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motief
- Terugkerend element in een literair werk
- Voorbeeldzinnen:
1. Het motief van liefde in het boek.
2. Het motief van eenzaamheid in het gedicht.
3. Het motief van verraad in het toneelstuk.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quiz: Test je kennis!
Bekijk de volgende gedichten en beantwoord de vragen over literaire begrippen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 14 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.