Investeren (I) =Het kopen door de bedrijven van goederen en diensten die nodig zijn voor de productie.
consumeren (C) =
Het kopen van goederen en diensten door gezinnen (particuliere consumptie) en overheid (overheidsconsumptie) om in bestaande behoeften te voorzien.
sparen (S)=
Het niet uitgeven van een deel van het inkomen. Het niet consumeren van een deel van het inkomen.
overheidsbestedingen (O)=
De overheidsconsumptie plus de overheidsinvesteringen.