Dag 3 - THEMA 2 - Bellen en mailen

Thema 2: Bellen en mailen - D3
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Thema 2: Bellen en mailen - D3

Slide 1 - Tekstslide

'Nieuwe' woorden vandaag 
  • eerst
  • de gemeente
  • het gesprek
  • goed
  • halen (ww)
  • de keer
  • komen (ww)

Slide 2 - Tekstslide

eerst
  • vóór iemand anders
  • vóór iets

  • zin: Ik ben eerst aan de beurt.
  • zin: Ik ga eerst naar school en dan eten koken. 
15

Slide 3 - Tekstslide

de gemeente
  • stuk land + een stad en dorpen in de buurt
  • de burgemeester is de baas

  • de gemeente - de gemeenten  of de gemeentes  (mag allebei)

  • zin: Ik woon in de gemeente      Den Helder.
16

Slide 4 - Tekstslide

het gesprek
  • twee of meer mensen praten met elkaar 

  • het gesprek - de gesprekken
  • het gesprek - de conversatie

  • zin: Ik heb morgen een gesprek.
  • zin: Het gesprek duurt lang.
17

Slide 5 - Tekstslide

goed
  • positief 
  • juist of correct
  • leuk of prima

  • zin: Dat is heel goed van jou.
  • zin: Goed gedaan hoor!
18

Slide 6 - Tekstslide

halen (ww)
  • meenemen naar hier 

  • TT - ik haal, jij haalt, wij halen
  • VT - ik haalde, wij haalden
  • halen - meenemen

  • zin: Ik haal mijn zusje van school.
  • zin: Zij haalt haar boek uit de tas.
19

Slide 7 - Tekstslide

de keer 
  • maal
  • tijdstip waarop iets gebeurt

  • zin: Wij hebben twee keer pauze. 
20

Slide 8 - Tekstslide

komen (ww)
  • een plaats bereiken

  • TT => ik kom, jij komt, wij komen
  • VT => ik kwam, wij kwamen

  • zin: Er komt storm. 
  • zin: De leerlingen komen naar school. 
21

Slide 9 - Tekstslide

Vul het goede woord in.

De ... keer dat ik in Nederland was vond ik heel spannend.
15
A
elke
B
eerste
C
sommige
D
laatste

Slide 10 - Quizvraag

Vul het goede woord in.

Ik moet ... nog sporten en daarna ga ik slapen.
15
A
achter
B
later
C
goed
D
eerst

Slide 11 - Quizvraag

Wie bestuurt de gemeente?
16
A
de koning
B
de politieagent
C
de minister-president
D
de burgemeester

Slide 12 - Quizvraag

In welke gemeente woon jij?

Maak een zin van minimaal vier woorden.
timer
0:30
16

Slide 13 - Open vraag

Een gemeente is ...
16
A
een stuk land met een stad en dorpen.
B
een dorp
C
een rivier
D
een stad

Slide 14 - Quizvraag

Vul het goede woord in.

Ik heb mijn huiswerk niet gedaan, nu wil mijn leraar een ... voeren met mij.
17
A
feestje
B
gesprek
C
conversatie
D
contract

Slide 15 - Quizvraag

Vul het goede woord in.

Twee mensen praten. Zij hebben een ...
17
A
afspraak
B
wedstrijd
C
gesprek
D
conversatie

Slide 16 - Quizvraag

Wat is goed?
18
A
prima
B
leuk
C
juist
D
correct

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een synoniem voor het woord
'halen'?
19

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Schrijf een goede zin bij dit plaatje. =>

Gebruik het woord 'halen'.
timer
1:00
19

Slide 20 - Open vraag

Het woord 'keer' hoort bij ...

20
A
een plaats.
B
een vermenigvuldiging.
C
een optelsom.
D
een tijdstip.

Slide 21 - Quizvraag

Maak een zin met het woord 'keer'.

Gebruik minimaal vier woorden.

20

Slide 22 - Open vraag

Maak een zin met het woord 'komen'.

Gebruik minimaal vier woorden.

21

Slide 23 - Open vraag