12.5

Wat zijn hormonen?
A
Stoffen die de werking van organen regelen
B
Klieren die vloeistoffen uitscheiden
C
Stoffen die je beschermen tegen ziektes
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat zijn hormonen?
A
Stoffen die de werking van organen regelen
B
Klieren die vloeistoffen uitscheiden
C
Stoffen die je beschermen tegen ziektes

Slide 1 - Quizvraag

Schildklier 
Aangestuurd door de hypothalamus
Hormoon TRH wordt afgegeven 
Hypofyse gaat TSH afgeven 

T3 en T4 (thyroxine)



Slide 2 - Tekstslide

Welk orgaan kan het voorloperhormoon thyroxine (T4) omzetten naar het werkzame hormoon T3?
A
Hypothalamus
B
Hypofyse
C
Schildklier
D
Lever

Slide 3 - Quizvraag

Waarvoor dient thyroxine?
A
Vertering stimuleren
B
Remmen van de aanmaak van bepaalde hormonen uit de schildklier
C
Stimuleren van verbrandingsprocessen
D
Bloeddruk laten stijgen

Slide 4 - Quizvraag

Thyroxine 
Verbranding in cellen (energie)
Levercellen zorgen dat T4 in actieve T3 wordt omgezet
T3 moleculen zorgen voor aanmaak van eiwitten 

Glucose en vetverbranding in mitochondriën 
Temperatuur stijgt 

Slide 5 - Tekstslide

Het hormoon TSH van de hypofyse stimuleert de schildklier tot afgifte van thyroxine. Dit remt de productie van TRH door de hypothalamus, waardoor de hypofyse ook geremd wordt.
Is hier sprake van positieve of negatieve terugkoppeling?
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 6 - Quizvraag

Thyroxine 
Genoeg thyroxine = remming hypofyse en hypothalamus
Negatieve terugkoppeling 
Remming van hormonen

Slide 7 - Tekstslide

Teken mee!

Slide 8 - Tekstslide

Osmotische waarde en bloeddruk
Hoge osmotische waarde
Osmoreceptoren in de hypothalamus
Dorstcentrum 

Productie van ADH 

Slide 9 - Tekstslide

Het antidiuretisch hormoon (ADH)


A
bevordert de filtratie van het bloed
B
zorgt voor meer urineproductie
C
bevordert de resorptie van water in de nieren
D
zorgt voor samen trekken van de blaas

Slide 10 - Quizvraag

Hoe werkt ADH?
ADH bindt aan receptoren en stimuleert water resorptie
Concentratie van de stoffen wordt verdund 
Osmotische waarde wordt lager 


Slide 11 - Tekstslide

Hoe werkt ADH?
Hoge osmotische waarde, dan wordt er ADH afgegeven, want het lichaam moet vocht vast houden
 
Lage osmotische waarde, dan wordt er weinig tot geen ADH afgegeven, want het lichaam moet vocht kwijt raken

Negatieve terugkoppeling 

Slide 12 - Tekstslide

Bloeddruk 
Baroreceptoren 
Renine
Aldosteron zorgt dat er meer water en meer Na+ wordt geresorbeerd


Slide 13 - Tekstslide

Hoe heet de hormonen waardoor je meer en minder gaat eten?

Slide 14 - Open vraag

Eetgedrag 
Gherline is een releasing hormoon

De verzadigingsgevoel wordt gemeten Door het verzadigingcentrum in de hypothalamus en remt dus het eetcentrum

Leptine 

Slide 15 - Tekstslide

Zuurstofgehalte 
Zuurstof wordt in het bloed verbonden aan rode bloedcellen 

EPO 

Slide 16 - Tekstslide