Mentorles: motivatie

Loopbaan en studieloopbaan begeleiding
Motivatie en instelling

Programma:
14:30-14:35 uur  AWR
14:35-15:05 uur LB Lesson Up motivatie en instelling
15:05-15:15 uur Les evalueren - Exit ticket Koffer
15:15 - 15:20 uur Uitleg "kennismaken": vertel me, wie ben je?
15:20-15:50 uur Zelfstandig werken aan opdracht "kennismaken"
15:50-16:00 uur Les evalueren




1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesStudievaardigheden+1Middelbare schoolMBOvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6Studiejaar 1-4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Loopbaan en studieloopbaan begeleiding
Motivatie en instelling

Programma:
14:30-14:35 uur  AWR
14:35-15:05 uur LB Lesson Up motivatie en instelling
15:05-15:15 uur Les evalueren - Exit ticket Koffer
15:15 - 15:20 uur Uitleg "kennismaken": vertel me, wie ben je?
15:20-15:50 uur Zelfstandig werken aan opdracht "kennismaken"
15:50-16:00 uur Les evalueren




Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat haal je uit dit fragment?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is motivatie?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef een cijfer voor je motivatie voor school en zeg waarom dit cijfer?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat vind jij vaak lastig om
te doen?
Op tijd komen in de les
Aan mijn planning houden
Mijn telefoon wegleggen
Vroeg opstaan om naar school te gaan.
huiswerk maken
te luisteren naar de docent
mij te concentreren op mijn schoolwerk
te beginnen aan mijn huiswerk
mijn huiswerk op schrijven in mijn agenda
niet te praten met mijn klasgenoten tijdens de les

Slide 6 - Poll

  • Wijs de leerlingen erop dat er maar één antwoord kan worden gegeven, dus dat ze het antwoord aanklikken dat ze het lastigst vinden.
Waar begint motivatie mee?





Met het hebben van een doel

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motivatie gaat over de bereidheid om een taak uit te voeren, terwijl discipline gaat over het uitvoeren van een taak ondanks de bereidheid. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anders gezegd: motivatie is doorgaan als je NIET wilt stoppen en discipline is doorgaan als je WEL wilt stoppen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dus beantwoord de vraag:
waarvoor zit ik hier?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat helpt NIET bij het behalen van dat doel? Noem zoveel mogelijk dingen!

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies



Tip 1: herinner jezelf

Een leraar zal je de weg wijzen maar
je zal zelf moeten gaan lopen.





Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Schrijf 2 dingen op die je kan doen zodat je
makkelijker aan de slag kunt gaan.

Slide 13 - Open vraag

  • Leg uit dat het dus gaat om 3 dingen die je kunt doen om het makkelijker te maken om je gewoonte uit te voeren.
Extra informatie
Belangrijk hierbij is dat de leerlingen dingen opschrijven die de drempel zo laag mogelijk maken. Het zorgt er dus voor dat ze nog minder stappen hoeven te zetten om hun gewoonte uit te voeren.
Enkele voorbeelden:
  • Je sportkleding helemaal klaar leggen, zodat je het alleen nog hoeft aan te trekken om te gaan sporten.
  • Je leesboek op je hoofdkussen leggen, zodat je het al in je handen hebt om naar bed te kunnen gaan en nog een stukje kan lezen. 
  • Een stofzuiger klaarzetten in je kamer, zodat je hem alleen nog maar aan hoeft te zetten om te gaan schoonmaken.
  • Je schoolboeken al helemaal op de juiste pagina open leggen op je bureau met pen en papier erbij.


Wat is volgens jou ongewenst gedrag in de klas?

Slide 14 - Open vraag

  • Leg uit dat het dus gaat om 3 dingen die je kunt doen om het lastiger te maken om slechte gewoontes uit te voeren. 
Extra informatie
Belangrijk hierbij is dat de leerlingen dingen opschrijven die de drempel juist verhogen. Het zorgt ervoor dat het lastiger wordt om slechte gewoontes uit te voeren. 
Enkele voorbeelden:
  • Een social media app van je telefoon verwijderen zodat het meer moeite kost om een dat medium te gebruiken. 
  • De batterijen uit de afstandsbediening van de TV halen zodat het meer moeite kost om de TV aan te zetten. 
  • Je telefoon in ergens opbergen in een andere kamer, zodat het meer moeite kost om op je telefoon te kijken. 


Tip 2: Maak het 'leuk'

Reality check: 
sommige dingen worden nooit echt leuk!

Maar wat helpt ook niet?
Duizend keer tegen jezelf zeggen
 dat het niet leuk is!

Slide 15 - Tekstslide

  • Lees de slide voor.
Extra informatie
Denk terug aan het voorbeeld van tandenpoetsen. Het zien van je tandenborstel herinnert je eraan dat het poetsen van je tanden zorgt voor een lekkere frisse adem. Die gedachte maakt het makkelijker om het ook echt te gaan doen. Wanneer je iets moet doen waarbij de actie langer duurt, minder leuk is of de beloning nog niet zo duidelijk en direct is helpt het om wat je wilt of moet doen zo leuk mogelijk te maken voor jezelf.
Bijvoorbeeld: Wanneer je je huiswerk gaat maken met lekkere snacks erbij en leuke muziek is dat vooruitzicht al een stuk fijner en vergroot je de kans dat je het ook echt gaat doen.
Wat zou voor jou een
goede beloning zijn?

Slide 16 - Woordweb

  • Brainstorm met de klas over beloningen.
  • Laat de leerlingen zoveel mogelijk beloningen voor zichzelf bedenken en delen.
Extra informatie
Er zijn twee dingen belangrijk bij het bedenken van een goede beloning. Ten eerste is het belangrijk dat de beloning op korte termijn gegeven kan worden na het gedrag. Als tweede is het belangrijk dat de beloning speciaal voelt en niet iets is wat de leerling toch al zou doen/krijgen.

Alle tips:
  1. Herinner jezelf (waar doe je het voor)
  2. Maak het 'leuk' (klagen helpt niet)
  3. Maak het makkelijk (uitstellen maakt het moeilijker)
  4. Beloon jezelf (wat doe je als je klaar bent)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EINDE


WAT NEEM JE MEE UIT DEZE LES?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijke identiteit bestaat uit verschillende kenmerken
Een kenmerk dat ontstaan is door omstandigheden:
Onzeker geworden doordat je veel gepest bent op de basisschool.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie je bent als lid van een groep..
Is je sociale identiteit!



Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Je komt aan op het station en weet niet waar de uitgang is. Je ziet dat de meeste mensen naar rechts toe lopen. Jij kiest ook voor die kant.

Waar is dit een voorbeeld van?
A
Sociale identiteit
B
Groepsgedrag
C
verschillende rollen en gedrag
D
Vorming door omstandigheden

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is kenmerkend voor een subcultuur?
A
Weinig aandacht voor tradities
B
Een subcultuur is een onderdeel van een grote cultuur, maar verschilt op sommige punten
C
het heeft geen verschillen met de grote cultuur
D
De moeite die je moet doen om erbij te horen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

het verschil tussen cultuur en subcultuur
  • Als een groep mensen dezelfde waarden, normen en gewoonten heeft, noemen we dit een cultuur (sportcultuur)




  • kleinere groepen met een eigen cultuur, dat noem je een subcultuur. ( punk)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een waarde?
A
kerstavond vieren
B
Oliebollen met Oud en Nieuw eten
C
Eerlijkheid
D
Volwassenen altijd met 'u' aanspreken

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

“Als een jongen een meisje mee uit eten neemt, dan moet de jongen de rekening betalen.”

Dit is een voorbeeld van…
A
discriminatie
B
een wettelijke norm
C
een subcultuur
D
een ongeschreven regel

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ongeschreven regel
het zijn de regels en opvattingen van de groep.
Voorbeelden van ongeschreven regels zijn: Je warme maaltijd eet je met bestek. In de rij bij de kassa dring je niet voor

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een (1) is een mening over een persoon of groep die niet op feiten is gebaseerd.”

Welk begrip hoort op de plaats van (1)?
A
Grondrecht
B
Stereotype
C
argument
D
vooroordeel

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alle Nederlanders zijn gierig.’’

Deze uitspraak is een voorbeeld van:
A
een stereotype
B
vooroordeel
C
een observatie
D
discriminatie

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Einde 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland wordt vaak een vrij land genoemd. Wat bedoelen we daarmee?
  • WEL Of NIET WAAR:
  • We hebben veel vrijheid en mogen veel kiezen
  • Discriminatie is toegestaan in Nederland

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies