H1.2-1.3

Wat betekent Christus?
A
gezalfde
B
koning
C
redder
D
niets, het is gewoon een naam
1 / 10
volgende
Slide 1: Quizvraag

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wat betekent Christus?
A
gezalfde
B
koning
C
redder
D
niets, het is gewoon een naam

Slide 1 - Quizvraag

Welke combinatie klopt niet?
A
Rooms-Katholiek; Rome
B
Oosters-Orthodox; Oostenrijk
C
Protestant; Luther
D
Anglicaanse Kerk; Hendrik VIII

Slide 2 - Quizvraag

Ten tijde van welk groot wereldrijk is het christendom ontstaan?
A
Het Joodse Rijk
B
Het Griekse Rijk
C
Het Romeinse Rijk
D
Het Egyptische Rijk

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een missionaris?
A
Een zendeling
B
Een soort geheim agent
C
Iemand die het christelijke geloof inhoudelijk afwijst.
D
Iemand die het geloof naar nieuwe gebieden brengt.

Slide 4 - Quizvraag

Boek
Maken opdracht 3 en 4

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Oh, mijn hemel...

Slide 7 - Tekstslide

Katholiek     vs.     Protestant
Weelderige inrichting                            Sobere inrichting
1 leider: de paus                                           Niet één leider
Maria en jeiligenverering                Alleen God vereren

Slide 8 - Tekstslide

Boek
Lezen blz. 11
Maken opdr. 5
Lezen blz. 12
Maken opdr. 6
Lezen blz. 13 (stukje onder opdracht 13)

Slide 9 - Tekstslide

Einde van de les
Noem 3 verschillen tussen de katholieke en protestante kerk.
Waar in Nederland wonen de meeste katholieken? En de meeste protestanten?
Wie was een hoofdpersoon tijdens de reformatie?

Slide 10 - Tekstslide