29 maart diagnostische toets O2A
1 / 18
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Waar waren we in de tekst gebleven?
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Vertaal r. 113-115:
Pater filium perterritum ad se accurrere videt eumque interrogat: "Quid est, Marce?"
Pater filium perterritum ad se accurrere videt eumque interrogat: "Quid est, Marce?"
Slide 5 - Open vraag
Wanneer weet Quintus' familie dat hij nog leeft?
A
Wanneer hij zijn ogen opent
B
Wanneer hij ademt
C
Wanneer hij beweegt
D
Wanneer hij praat
Slide 6 - Quizvraag
Cur necesse est Quintum portare?
Slide 7 - Open vraag
Quis Quintum in villam portat?
A
Aemilia
B
Iulius
C
Marcus
D
Iulia
Slide 8 - Quizvraag
Zijn veni (r. 112), portari (r. 124) en poni (r. 131) allemaal een infinitivus passief?
A
Ja
B
Nee, veni niet
C
Nee, portari niet
D
Nee, poni niet
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Cur ferae et homines amici non sunt?
Slide 11 - Open vraag
Quid animal est ferum?
A
asinus
B
piscis
C
leo
D
avis
Slide 12 - Quizvraag
Welke naamval is 'alae' in r. 15?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus
Slide 13 - Quizvraag
Welke naamval zijn 'fluminum' en 'marium' in r. 44?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus
Slide 14 - Quizvraag
Citeer de zin tussen r. 46 en 56 waarin wordt uitgelegd wat er gebeurt wanneer je ademt.
Slide 15 - Open vraag
Cur necesse non est gemmas habere?
Slide 16 - Open vraag
r. 86-91: Cur aquila aves parvas reperire non potest?
Slide 17 - Open vraag
Quid est in nido?
