KT1 vraagwoorden, hoofdletters en getallen

Vraagwoorden, hoofdletters en getallen


Fragewörter, Grossschreibung und Zahlen

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vraagwoorden, hoofdletters en getallen


Fragewörter, Grossschreibung und Zahlen

Slide 1 - Tekstslide

Welke vraagwoorden ken je?

Slide 2 - Open vraag

Welke vraagwoorden zijn er?

wie = wer

wat = was

waar = wo

waarheen = wohin

waarvandaan = woher

hoe = wie

wanneer = wann

waarom = warum

welk(e) = welche

Slide 3 - Tekstslide

________ kommst du morgen? Um halb 10
A
wer
B
wie
C
wann
D
woher

Slide 4 - Quizvraag

_______ Musik magst du?
A
was
B
wie
C
welche
D
wohin

Slide 5 - Quizvraag

_______ hast du das gemacht?
A
wann
B
warum
C
wohin
D
woher

Slide 6 - Quizvraag

______ kommst du? Aus Frankreich
A
woher
B
wohin
C
warum
D
welche

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer schrijf je in het Duits een hoofdletter?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

der vater of der Vater
A
der vater
B
der Vater

Slide 10 - Quizvraag

dagen van de week
A
wel hoofdletter
B
geen hoofdletter

Slide 11 - Quizvraag

rechner of Rechner
A
rechner
B
Rechner

Slide 12 - Quizvraag

schwester of Schwester
A
schwester
B
Schwester

Slide 13 - Quizvraag

schön of Schön (= mooi)
A
schön
B
Schön

Slide 14 - Quizvraag

Welke getallen ken je?

Slide 15 - Open vraag

Getallen 11-20

elf, zwölf, dreizehn, vierzehn,

fünfzehn, sechzehn, siebzehn, achtzehn,

neunzehn, zwanzig


Wat valt je op?

Slide 16 - Tekstslide

Even oefenen met "Hören" (=luisteren)


Luister naar het volgende filmpje.

Let op! Aan het einde volgt een vraag

Slide 17 - Tekstslide

0

Slide 18 - Video

Wat bestelt de jongen?
A
Appeltaart
B
Pepermunttaart
C
Cheescake
D
geen taart

Slide 19 - Quizvraag

0

Slide 20 - Video

Wat betekent Guten Apetit?
A
goed gekozen
B
eet smakelijk
C
veel plezier

Slide 21 - Quizvraag

0

Slide 22 - Video

Waarom kan de serveerster de 50 euro niet aannemen?
A
ze mag geen 50 euro aannemen
B
het is een vals briefje van 50 euro
C
ze heeft niet genoeg wisselgeld

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide