In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Rekenen: redactiesommen
Slide 1 - Tekstslide
Stappenplan
1. Lees het verhaaltje 2. Wat is de vraag? 3. Onderstreep de belangrijkste gegevens (schrijf ze even op) 5. Wat voor som moet je maken ( +, -, x of :) 6. Schrijf de som op en reken hem uit (gebruik kladpapier) 7. Controleer je antwoord!
Slide 2 - Tekstslide
Om kwart over 4 gaat Sarah op de fiets naar oma. Ze is er om kwart voor 5. Hoe lang heeft ze gefietst?
A
10 minuten
B
20 minuten
C
15 minuten
D
30 minuten
Slide 3 - Quizvraag
Welk getal ligt het dichtst bij 61
A
57
B
59
C
64
D
56
Slide 4 - Quizvraag
Op basisschool het Kofschip zitten 77 kinderen. Dat zijn er 21 meer dan op basisschool met de Bijbel. Hoeveel kinderen zitten op basisschool met de Bijbel?
A
57
B
56
C
98
D
97
Slide 5 - Quizvraag
Om half 1 gaat Emir een spel doen op de computer. Om half 3 stopt hij ermee. Hoe lang heeft hij gespeeld?
A
1 uur
B
3 uur
C
2 uur
D
half uur
Slide 6 - Quizvraag
Tessa koopt 11 pakken ijsjes. In ieder pak zitten 4 ijsjes. Hoeveel ijsjes heeft ze gekocht?
A
33 ijsjes
B
42 ijsjes
C
44 ijsjes
D
54 ijsjes
Slide 7 - Quizvraag
Thijmen koopt een horloge en een tijdschrift. Het horloge kost 21 euro. Samen moet Thijmen 47 euro betalen. Hoeveel kost het tijdschrift?
A
67
B
68
C
25
D
26
Slide 8 - Quizvraag
Goed gewerkt!
Wil je meer uitdaging? Ga verder naar de volgende bladzijde.
Slide 9 - Tekstslide
Rosa gaat koekjes bakken. Om 10 koekjes te bakken heb je 5 schepjes suiker nodig. Rosa wil 12 koekjes bakken. Hoeveel schepjes suiker heeft ze nodig?
A
4
B
6
C
5
D
7
Slide 10 - Quizvraag
Een flatgebouw heeft 6 verdiepingen. Op iedere verdieping zijn 8 appartementen. Hoeveel appartementen zijn er samen?
A
47
B
48
C
46
D
49
Slide 11 - Quizvraag
Een medewerker in de dierenwinkel verdeelt 32 parkieten eerlijk over 8 kooien. Hoeveel parkieten gaan er in iedere kooi?
A
3
B
6
C
4
D
8
Slide 12 - Quizvraag
Elke morgen bakt een bakker 70 bolussen. Deze verkoopt hij in zijn winkel. Tussen de middag telt hij hoeveel bolussen hij nog over heeft. Hij heeft precies de helft verkocht. Hoeveel heeft hij er dan nog?