h4 Woordenschat: voor- en achtervoegsels

Woordenschat
Voorvoegsels en achtervoegsels

leerdoel: je kent de betekenis van voor- en achtervoegsels
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Voorvoegsels en achtervoegsels

leerdoel: je kent de betekenis van voor- en achtervoegsels

Slide 1 - Tekstslide

Waar denk je aan bij voorvoegsels en achtervoegsels?

Slide 2 - Woordweb

Woorden
Woorden zijn soms opgebouwd uit meerdere stukjes. Deze stukjes kunnen je helpen om te betekenis te achterhalen.

  • hergebruiken: her-gebruiken
  • misleiden: mis-leiden
  • hoopvol: hoop-vol
  • kansloos: kans-loos

Slide 3 - Tekstslide

voorvoegsel - achtervoegsel
De stukjes die je voor of achter een woord kunt plakken, noem je voorvoegsels of achtervoegsels.

Slide 4 - Tekstslide

Even lezen
Op bladzijde 108 staat uitleg over voor- en achtervoegsels.

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent het voorvoegsel anti-
A
voor
B
tegen

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent het voorvoegsel inter-
A
tussen
B
door

Slide 7 - Quizvraag

Welk voorvoegsel betekent 'heel klein'

Slide 8 - Open vraag

Wat betekent wanorde?
A
volgorde
B
rommel
C
netjes
D
lastig

Slide 9 - Quizvraag

Hoe heet een trein die tussen grote steden (city) rijdt?

Slide 10 - Open vraag

Een vrouw gaat scheiden van haar man. Hoe noem je iemand die jouw man niet meer is?

Slide 11 - Open vraag

Iets dat je kunt eten, noem je ...
A
eetlijk
B
eetheid
C
eetsel
D
eetbaar

Slide 12 - Quizvraag

Als je geen hoop meer hebt, ben je ...
A
hoopvol
B
hoopheid
C
hopeloos
D
hoopbaar

Slide 13 - Quizvraag

Maak een zin met daarin het woord ONVERSTAANBAAR

Slide 14 - Open vraag

Maak een zin met daarin het woord MISLUKT

Slide 15 - Open vraag

Heb je nog extra uitleg nodig over voor- en achtervoegsels?

Slide 16 - Poll