4.2 Voedsel voor iedereen?

is er genoeg voedsel?
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

is er genoeg voedsel?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet wat een watervoetafdruk is en wat fossiele brandstoffen zijn
  • Je begrijpt waarom het beter is om duurzame energie te gebruiken
  • Je kunt aangeven waarom water belangrijk is in het leven zonder dat je dit echt in de gaten hebt.

Slide 2 - Tekstslide

Wat eet jij op een dag?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Voor een appel is ..... liter water nodig.
Voor ..... gram rundvlees is bijna ...... liter water nodig.
Bijna ..... % van het water op aarde gaat op aan het verbouwen van planten en gewassen.
Sleep de antwoorden op de juiste plaats.
40
100
70
2000

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

De watervoetafdruk =
A
Het aantal liter water dat nodig is om een product te maken
B
Het aantal liter water dat jij dagelijks gebruikt
C
Je voetafdruk in het water van de zee
D
Het aantal liter water dat de aarde nodig heeft

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn geen fossiele brandstoffen?
A
Aardolie en steenkool
B
Steenkool en water
C
Aardgas en zonne-energie
D
Zonne-energie en water

Slide 9 - Quizvraag

Je ecologische voetafdruk en je watervoetafdruk wordt kleiner als je
A
veel vliegreizen maakt
B
veel producten eet uit je eigen omgeving
C
je veel kookt op aardgas
D
elke dag een half uur onder de warme douche staat

Slide 10 - Quizvraag

Wat is beter?
A
biologische sperziebonen uit Egypte
B
seizoensgroente kopen bij de boer om de hoek

Slide 11 - Quizvraag

Wat is beter?
A
Melk bij de boer halen
B
Amandelmelk uit Californië drinken

Slide 12 - Quizvraag

Wat is beter?
A
huiswerk in je boek maken
B
gamen

Slide 13 - Quizvraag

Opdracht
Maak een samenvatting van de les door de leerdoelen de gebruiken (eerste dia). Deel het document met de docent zodat deze het document kan bekijken.

Klaar? Maak de opdrachten van paragraaf 4.2

Slide 14 - Tekstslide