Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
Bijvoorbeeld werken
Ik werk ( ik doe het, dus ik schrijf de stam)
Je werkt (jij doet het, dus ik schrijf stam + t)
Hij werkt (hij doet het, dus ik schrijf stam + t)
Maar……….. Werk je? (als “je” achter de pv staat, schrijf je de stam)