2HVG Ch5 Bron D: de ontkenning

2HVG - CH5 - Bron D
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2HVG - CH5 - Bron D

Slide 1 - Tekstslide

Programme
We hebben van CH5 nu bron A t/m B af.
Vandaag gaan we verder met bron C (phrases-clés)
en bron D (Grammaire).

In deze bronnen leer je hoe de ontkenning gebruikt en kun je vertellen dat je ziek bent en waar je last van hebt.

Slide 2 - Tekstslide

1. Hoe je vertellen dat je ziek bent en waar je last van hebt in het Frans

Slide 3 - Tekstslide

Les phrases-clés
Bron C
Jeu T’as mal où? in duo's 13a

Wijs om de beurt een lichaamsdeel aan.
Jouw buddy kan in het Frans zeggen waar hij/zij pijn heeft (j’ai mal au/à la/à l’/aux ...),
...au ventre
...à la main
      ...à l'estomac
   ...aux doigts 
Daarna wijs je een lichaamsdeel aan enzovoort. 

Slide 4 - Tekstslide

Dire que tu es malade!
 Grandes Lignes
Bron C ex 13b
écoute et répète les phrases-clés 

Slide 5 - Tekstslide

Faire ex. 15ab online

Slide 6 - Tekstslide

2. Ontkennend maken
ne .... pas
om de persoonsvorm heen

Voorbeeld:
Je parle français.
Je ne parle pas français.

Slide 7 - Tekstslide

On regarde la vidéo
Grandes Lignes Online
de ontkenning
uitleg 1 et 2


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer verandert "ne" in "n'"?
A
Als het woord daarna begint met een klinker
B
Als het woord daarna begint met een medeklinker
C
Als het een positief woord is
D
Als het na de persoonsvorm staat

Slide 10 - Quizvraag

Waaromheen plaats je de ontkenning "ne ... pas"?
A
Het onderwerp
B
De persoonsvorm

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin is ontkennend?
A
J'aime la France.
B
Je n'aime pas la France.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de ontkenning van:
"J'habite à Oldenzaal"?
A
J' ne habite pas à Oldenzaal.
B
Je ne habite pas à Oldenzaal.
C
Je n'habite pas à Oldenzaal.
D
Je ne pas habite à Oldenzaal.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de ontkenning van "c'est"?
A
c' n'est pas
B
ce n'est pas
C
c' ne est pas
D
ce ne est pas

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de ontkenning van "il y a" (er is/er zijn)?
A
il y n'a pas
B
il n'y a pas

Slide 15 - Quizvraag

Maak de zinnen ontkennend
Voorbeeld
Il regarde la télé?
Non, il ne regarde pas la télé.

Je zet dus ne ... pas om de persoonsvorm.
Hoe vindt je de persoonsvorm?
Vaak enige werkwoord in de zin, of: maak de zin vragend.

Slide 16 - Tekstslide

1. Elle visite le restaurant ? Non, _____________________.

Slide 17 - Open vraag

2. Ils regardent la carte? Non, ____________________.

Slide 18 - Open vraag

3. Il aime le lait ? Non,_______________________.

Slide 19 - Open vraag

Il donne un cadeau?
Non, _______________________.

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

ne ... plus
ne ... jamais
ne ... rien
ne ... pas encore
niet meer
nooit
niets
nog niet

Slide 22 - Sleepvraag

Wat betekent "Je ne vais plus à l'école"?
A
Ik ga nooit naar school.
B
Ik ga nog niet naar school.
C
Ik ga niet meer naar school.
D
Ik doe niets op school.

Slide 23 - Quizvraag

Voltooi:
Tu regardes la télé (niet meer).

Slide 24 - Open vraag

Voltooi:
Je parle français (nooit).

Slide 25 - Open vraag

Maken:
Chapitre 5, Bron D
Ex. 16, 17 et 18

Slide 26 - Tekstslide

les devoirs
Finir les exercices et apprendre bron A B C D

Slide 27 - Tekstslide