Modalverben verleden tijd

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo
• Leerjaar 3,4

Modalverben

Präteritum = verleden tijd

 Modalverben verleden tijd

opdracht 1

Zet elk werkwoord op de juiste plek

Ich ........... früher immmer um 22 Uhr zu Hause sein.

Vorige Woche .................. ich nicht in die Disko gehen, weil ich schlechte Noten hatte.

Als Kind ................ ich  schon sehr gut schwimmen.

Gestern ............. ich Eis essen bei der Eisdiele in Nordhorn. 

durfte

musste

konnte

wollte

Opdracht 2

Zet elk werkwoord op de juiste plek en maak een verleden tijd van het Modalverb.

ich

du

er sie es

wir

ihr

sie Sie

konntest

konnte

konnten

konnten

konntet

konnte

Zet het Modalverb in de verleden tijd, type alleen de juiste vorm van het Modalverb:

Ihr dürft euere Bücher nicht vergessen.

Zet het Modalverb in de verleden tijd, type alleen de juiste vorm van het Modalverb:

Klaus kann sein Handy nicht finden.

Opdracht 3

Vertaal het Modalverb en zet het in de juiste vorm.

Ich .... gestern leider nicht mitgehen. (kunnen v.t.)

Ihr .... vorige Woche doch nach Moviepark fahren? (willen v.t.)

Klaus .... vorige Woche doch nach Moviepark fahren? (willen v.t.)

.... du das Deutsch die meist gesprochene Muttersprache in Europa ist? (weten v.t.)

Nein, das .... ich nicht. (weten v.t.)

Er .... sehr viel üben für Mathe. (moeten v.t.)

Und ihr? .... ihr auch viele Hausaufgaben machen. (moeten v.t.)

Ik ken de verleden tijd van de modalverben, ik kan ze óók vertalen!

😒🙁😐🙂😃

Ende

ENDE