In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Ww "avoir" en "être" waarom belangrijk?
Slide 2 - Woordweb
Avoir en être
- hulpwerkwoorden die een samengestelde tijd vormen
= basis van de passé composé
bv. Je suis allé voir ce film
bv. J'ai eu beaucoup d'amies
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Wat klopt: Je ____ ___ beaucoup de problèmes au passé
A
ai
B
as eu
C
ai eu
D
avez
Slide 9 - Quizvraag
Wat klopt: Je _____ encore manger quelque chose.
A
veut
B
veux
C
voux
D
vout
Slide 10 - Quizvraag
Wat klopt: Ils _____ toujours des tomates crevettes au restaurant.
A
prenons
B
prenent
C
prenez
D
prennent
Slide 11 - Quizvraag
Wat drukt het ww "aller" uit?
Slide 12 - Woordweb
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Ww uit huisje van être
GROEP 1: 1e (je) en 3e (il/elle/on) pers enkelvoud --> zelfde uitgang bij ww die eindigen op -er (arriver, retourner, (r)entrer, monter, rester, tomber
GROEP 2 !! partir, sortir, descendre --> 1e en 2e pers enkevoud zelfde uitgangen
Slide 15 - Tekstslide
GROEP 1 - ww op -er
Slide 16 - Tekstslide
GROEP 2 -partir, sortir, descendre
Slide 17 - Tekstslide
Vul aan : J'____ (arriver) tourjours en retard et elle ____ déjà ___ (partir)
A
arrive- a parti
B
arrives- est partie
C
arrive- est partie
D
arrives - a partie
Slide 18 - Quizvraag
vul aan : Quand elle ___ ____ (rentrer), tout le monde (iedereen) ___ ____ (sortir)
A
a rentré - a sorti
B
est rentrée- a sorti
C
est rentré- est sortis
D
est rentrée- est sorti
Slide 19 - Quizvraag
Hoe vertaal je het voorzetsel bij een sport? bv je joue .... foot
Slide 20 - Open vraag
Welk voorzetsel gebruik je in het Frans om een instrument aan te duiden dat je bespeelt? bv je joue... violon
Slide 21 - Open vraag
Wanneer gebruik je bij de kloktijd met kwartier WEL een lidwoord in het Frans? kwart over of kwart voor?
Slide 22 - Open vraag
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Vertaal: we zijn om kwart over 3 weggegaan.
A
Nous avons sorti à trois heure et le quart
B
Nous sommes sortis à trois heure et le quart
C
Nous sommes sortis à trois heures et quart
D
Nous sommes sortis à trois heure et quart
Slide 26 - Quizvraag
Vertaal: Om twaalf uur 's middag eet ik.
A
À minuit, je manges
B
À midi, je manges
C
À minuit, je mange
D
À midi, je mange
Slide 27 - Quizvraag
Welke bezittelijke voornaamwoorden ken je in het Frans?
Slide 28 - Woordweb
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Wat klopt? _________- cheveux sont trop courts.
A
mon
B
ma
C
mes
Slide 31 - Quizvraag
Wat klopt? Elle porte ____ pantalon rouge aujourd'hui.