M4 H1 Inflatie

M4 H1 Inflatie en rendement
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

M4 H1 Inflatie en rendement

Slide 1 - Tekstslide

Afspraken volgen online les
  • De Meet link staat in Classroom
  • Ik voeg de presentaties toe aan Classroom (lesmateriaal)
  • Je volgt de les aan een tafel of bureau, met je camera aan
  • Je hebt de microfoon uit (tot je gevraagd wordt te reageren)
  • Je stelt vragen via de chat

Slide 2 - Tekstslide

Programma





§ 1.3 Inflatie
Afsluiting: wat heb je geleerd? 

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt uitleggen wat inflatie is
  • Je kunt rekenen met indexcijfers
  • Je kunt de consumentenprijsindex (CPI) berekenen

Slide 4 - Tekstslide

Chartaal en giraal geld
Welke twee soorten geld zijn er?

Slide 5 - Woordweb

Chartaal geld: bankbiljetten en munten van 'het publiek'
Giraal geld: het geld van 'het publiek' op de betaalrekeningen bij banken
Als we de geldhoeveelheid in Nederland willen weten,
hoe tellen we dat dan?

Slide 6 - Woordweb

Publiek: consumenten, bedrijven, overheid. Maar niet: banken.
Wie zouden er met 'het publiek'
bedoeld worden?

Slide 7 - Woordweb

Geldhoeveelheid neemt toe doordat een bank een lening geeft, bv aan een gezin of een bedrijf. Komt er meer geld op je betaalrekening. Daartegenover heb je een schuld, want de lening moet later ook weer terugbetaald worden.
Hoe neemt die
girale geldhoeveelheid toe?

Slide 8 - Woordweb

Interne waarde: de koopkracht van het geld, wat je voor het geld kunt kopen
Wat is de interne waarde van geld?

Slide 9 - Woordweb

Interne waarde daalt als de prijzen stijgen, dan kan je minder kopen van je geld. Die kans is groter als de geldhoeveelheid groter is.
Wanneer daalt de interne waarde
van het geld?

Slide 10 - Woordweb

Het ontstaan van inflatie
  • Prijzen (van goederen en diensten) stijgen in het algemeen.
  • Prijsstijging => geld wordt minder waard => inflatie.
  • Kans op prijsstijging / inflatie groter als de 'maatschappelijke' geldhoeveelheid groter is.
  • Grotere geldhoeveelheid komt vooral door kredietverlening.
  • ECB heeft daar invloed op met het monetair beleid (bv. rente)

Slide 11 - Tekstslide

Het ontstaan van inflatie
Video 'Rentebeleid ECB: kansloos of juist niet?'

Video begint met de verkeersvergelijking van Fisher (5 havo),
daarna gaat het erover of door de lage rente van de ECB de economie inderdaad gestimuleerd wordt.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Indexcijfers
Indexcijfer = verhoudingsgetal, is geen percentage

Je kan de procentuele verandering er wel van afleiden.
Indexcijfer 140 => 40 % toename t.o.v. basisjaar (100)
Indexcijfer 95 => 5 % afname t.o.v. basisjaar (100)

Slide 14 - Tekstslide

Indexcijfers
Indexcijfer = verhoudingsgetal, is geen percentage. Fout boek



Slide 15 - Tekstslide

Consumenten-prijs-indexcijfer (CPI)
Kijkopdracht: welke stappen herken je in de video?
CBS berekent de inflatie met het CPI.
  • Bepaling van het goederenmandje
  • Bepaling van de wegingsfactoren
  • Omzetting van prijzen in indexcijfers
  • Berekening van het consumentenprijsindexcijfer (CPI)
  • Berekening verandering CPI (% stijging => inflatie)

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Consumenten-prijs-indexcijfer (CPI)
CBS berekent de inflatie met het CPI.
  • Bepaling van het goederenmandje
  • Bepaling van de wegingsfactoren
  • Omzetting van prijzen in (partiële) prijsindexcijfers
  • Berekening van het consumentenprijsindexcijfer (CPI)
  • Berekening verandering CPI (% stijging => inflatie)

Slide 18 - Tekstslide

Wat is wat? Wat is CPI? Wat is inflatie?

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk


Bestudeer § 1.3 van module 4.
Maak de opgaven 12 t/m 22.

Slide 20 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt uitleggen wat inflatie is
  • Je kunt rekenen met indexcijfers
  • Je kunt de consumentenprijsindex (CPI) berekenen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video