2.5 spelling

Les 1: 
spelling van de PV
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 1: 
spelling van de PV

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordspelling: PV
Stam: hele ww -en
Tegenwoordige tijd: ik-vorm
                                           ik-vorm + t 
                                           infinitief
Verleden tijd: ik-vorm + de(n) 
                             ik-vorm + te(n) -> laatste letter v.d. stam in 
                                                                  't ex-kofschip

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De docent ...............(herhalen, t.t) werkwoordspelling regelmatig.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pv in tegenwoordige tijd Engelse werkwoorden 
checken - stam = check/en - ik- vorm = check
stam + t
ik check
jij checkt/check jij
hij checkt
wij checken

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

twee verschillen
1e
Voor de uitspraak moet je soms een 'e' toevoegen aan de stam

voorbeeld:
daten
*dat/en
date/n

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

twee verschillen
2e
Vernederlandste woorden die eindigen op een dubbele medeklinker verliezen een medeklinker.
voorbeeld:
stressen
stress/en
ik-vorm = stres

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

twee verschillen
2e
woorden die eindigen op een dubbele medeklinker en wij uitspreken op z'n Engels houden de dubbele medeklinker.
voorbeeld:
paintballen
paintball/en
ik-vorm = paintball, hij paintballt

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

herhaling
  • Engelse werkwoorden vervoeg je op dezelfde wijze als Nederlandse werkwoorden.
  • Voor de uitspraak moet je soms een 'e' toevoegen aan de stam (voorbeeld: save)
  • Woorden die je op zijn Engels uitspreekt en twee medeklinkers aan het einde van de stam hebben, houden de medeklinkers.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Engelse werkworden in de verleden tijd

verlengen
't ex kofschip

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verlengen
finishen - finishte 

scoren - scoorde

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden in de verleden tijd

't ex kofschip
finischen - finisch/en
stam eindigt op ch
'ch' WEL in 't ex kofschip -> T
vt van finischen = finischte

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden in de verleden tijd

't ex kofschip
saven - save/n
stam eindigt op v !
'v' NIET in 't ex kofschip -> D
vt van saven = savede

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

... (Worden, t.t.) jij ook zo moe van werkwoordspelling?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn broertje (beheersen, t.t.) de werkwoordspelling nog niet zo goed.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Jullie ..... (downloaden, v.t.) dit bestand eerder al.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom (wenden, v.t.) je je niet tot de directeur?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

pv t.t.:
(onthouden) ... je dat tot morgen?
A
onthoud
B
onthoudt
C
onthield
D
onthouden

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm verleden tijd van 'deleten'?
A
ik deletete
B
ik delet
C
ik delete
D
ik deletetete

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ... (worden, t.t.) gek van de werkwoordspelling.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

pv t.t.:
Dat (gebeuren) beslist niet!
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij ..... (faken, v.t) een glimlach.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 2: 
meervouds-n bij verwijzingen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

"Dit kan nooit goed zijn," (zuchten, v.t.) Mia hardop.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De vliegtuigen ... (landen, v.t.) net op tijd.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Max ..... (racen, t.t.) Lewis eruit.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Julia … (deleten t.t.) het ingeleverde werkstuk van haar laptop.

Slide 28 - Open vraag

- Engelse werkwoorden worden op z'n Nederlands vervoegd
- Verschil stam en ik-vorm: niet ik delet, maar ik delete
Meervouds-n bij verwijzingen
Je schrijft voornaamwoorden met -en als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  1. Het gaat over mensen.
  2. Er staat géén zn achter.
  3. Er staat géén zn in de zin, dat achter het woord geplaatst kan worden.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden
Alle paarden eten een snoepje.
          Paarden zijn geen mensen. / Er staat een zn achter.
Onze oma's houden beiden van breien.
          'beiden' gaat over mensen. / Er staat geen zn achter. / 
          Je kunt er geen zn uit de zin achter zetten.
De meeste leerlingen blijven thuis, slechts enkele komen wel.
          Je kunt er een zn uit de zin achter zetten (leerlingen).

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer komt er een meervouds -n achter het verwijswoord?
A
Als het verwijst naar personen.
B
Als het zelfstandig in de zin staat en verwijst naar personen
C
Als er een zelfstandig naamwoord achter staat.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meervouds-n bij verwijzingen

Welke zin is juist of welke zinnen zijn juist?
a. Schrijf tien zinnen. Ze moeten alle met een hoofdletter beginnen.
b. Denk aan je handen: je moet ze beiden aan het stuur houden.
A
Alleen A is goed
B
Alleen B is goed
C
A en B zijn allebei goed
D
A en B zijn allebei fout

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meervouds-n bij verwijzingen

Welke zin is juist of welke zinnen zijn juist?
a. De hele buurt liep uit om afscheid te nemen. Enkelen wilden met ons mee.
b. Alle mensen uit de buurt kwamen om afscheid te nemen en enkele wilden
met ons mee.
A
Alleen A is goed
B
Alleen B is goed
C
A en B zijn allebei goed
D
A en B zijn allebei fout

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies