In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
MH1/H1 - Spelling H1.5, H2.5 en H3.5
Slide 1 - Tekstslide
Lesprogramma:
- Oefenen met Spelling (morgen so)
- Leren voor de so
- Afsluiting les
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoel:
Aan het einde van de les ben je voorbereid op de so van morgen.
Slide 3 - Tekstslide
De ik-vorm is hetzelfde als de stam.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Bij welke twee situaties gebruik je een komma (noem er dus 2)?
Slide 5 - Open vraag
De pv tegenwoordige tijd enkelvoud heeft twee vormen:
A
Stam & Infinitief (hele werkwoord)
B
Stam & Stam + t
C
Stam & onregelmatig werkwoord
D
Stam & Ik-vorm
Slide 6 - Quizvraag
Wat is geen sterk werkwoord?
A
Hebben
B
Slaan
C
Fietsen
D
Verliezen
Slide 7 - Quizvraag
Wat is juist?
A
De coach zei: 'Meedoen is belangrijker dan winnen.'
B
De coach zei: meedoen is belangrijker dan winnen.
C
De coach zei 'Meedoen is belangrijker dan winnen.'
D
de coach zei meedoen is belangrijker dan winnen.
Slide 8 - Quizvraag
De persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud ziet er hetzelfde uit als de infinitief (hele werkwoord)
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Welke mogelijkheden zijn er om het meervoud van zelfstandige naamwoorden te vormen?
Slide 11 - Open vraag
Zwakke werkwoorden noemen we ook wel regelmatige werkwoorden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Zwakke werkwoorden krijgen na de ik-vorm als uitgang -te(n) of - de(n).
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Wat is juist gespeld?
A
Zeën
B
Zeeën
C
Zeeëen
D
Zee-en
Slide 14 - Quizvraag
Wat is juist gespeld?
A
Hij beantwoordt de telefoon
B
Hij beantwoord de telefoon
C
Hij beantwoordte de telefoon
Slide 15 - Quizvraag
Wat is juist gespeld?
A
Bacterieën
B
Bacterieeën
C
Bacteriën
Slide 16 - Quizvraag
De trema komt op de eerste letter van de nieuwe lettergreep, daar waar de klank verandert.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Wat is juist gespeld?
A
Houdt jij ook van drop?
B
Houd jij ook van drop?
Slide 18 - Quizvraag
Wat is juist gespeld?
A
Houdt je moeder ook van drop?
B
Houd je moeder ook van drop?
Slide 19 - Quizvraag
Opdracht:
De docent leest een aantal vragen uit de lesmethode voor en vraagt aan jou waar je nou op moet letten als je deze vraag op de toets zou krijgen. Deze vragen hebben te maken met het nauwkeurig lezen van de toetsvragen.
Slide 20 - Tekstslide
Keuzeopdracht:
- Maak een samenvatting van de lesstof (H1.5, H2.5 en H3.5)
- Leer de theorie voor de so.
- Oefen met Test Jezelf en Versterk Jezelf (Talent Online)
- Overhoor elkaar / maak voor elkaar een dictee.
Slide 21 - Tekstslide
Ben je voorbereid op de so van morgen?
Slide 22 - Open vraag
Tot morgen!
Succes met leren!
Tip: lees de toetsvraag GOED. Wordt er gevraagd om de persoonsvorm in de verleden tijd of de tegenwoordige tijd? Niet goed lezen = onnodig punten verliezen