Infinitief/ hele werkwoord

Lesdoel
  1. Ik weet een infinitief is.
  2. Ik kan het infinitief vinden in een zin.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsHBOMBO

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel
  1. Ik weet een infinitief is.
  2. Ik kan het infinitief vinden in een zin.

Slide 1 - Tekstslide

Het infinitief
- altijd een werkwoord
- het hele werkwoord
- wij-vorm van een werkwoord
- woordenboekvorm
- veranderd niet in de verleden tijd

Slide 2 - Tekstslide

wat is het infinitief in deze zin:

De bakker op de hoek kan heerlijke taarten bakken.

Slide 3 - Open vraag

wat is het infinitief in deze zin:

Morgen sjouwen we met zware dozen voor de verhuizing.

Slide 4 - Open vraag

wat is het infinitief in deze zin:

Door het slechte weer zwemmen er geen toeristen in de zee.

Slide 5 - Open vraag

wat is het infinitief in deze zin:

De acteurs geven de gewonnen prijs aan een fan.

Slide 6 - Open vraag

wat is het infinitief in deze zin:

Denk je dat zij volgend jaar de wedstrijd zullen winnen?
(let op hier zijn er twee)

Slide 7 - Open vraag

wat is het infinitief in deze zin:

Manouk en Silas kunnen inmiddels aantonen dat zij geslaagd zijn.
(let op hier zijn er twee)

Slide 8 - Open vraag

wat is het infinitief in deze zin:

Morgen aanschouwen de grootouders het toneelstuk van groep 8.

Slide 9 - Open vraag

wat is het infinitief in deze zin:

Wil je deze brief morgen bij de tandarts afgeven?

Slide 10 - Open vraag

wat is het infinitief in deze zin:

Leon en Dirk bedenken een nieuw spel voor kinderen tot 12 jaar.

Slide 11 - Open vraag

wat is het infinitief in deze zin:

De oude horloges staan al maanden stil

Slide 12 - Open vraag

wat is het infinitief in deze zin:

Op de beurs presenteren de uitvinders hun fantastische uitvindingen.

Slide 13 - Open vraag

wat is het infinitief in deze zin:

Mogen we doorgaan met taal?
(let op: hier zijn er twee)

Slide 14 - Open vraag

wat is het infinitief in deze zin:

Josh en Wesley schitteren op het grote podium in de hal.

Slide 15 - Open vraag

wat is het infinitief in deze zin:

In de ochtend gaan we met de hele klas gezamenlijk ontbijten.
(let op hier staan er twee)

Slide 16 - Open vraag

wat is het infinitief in deze zin:

Zien jullie die rode luchtballon daar?

Slide 17 - Open vraag

wat is het infinitief in deze zin:

Zij praten ook altijd door elkaar heen!

Slide 18 - Open vraag

wat is het infinitief in deze zin:

Meester Kees en juf Nienke lopen hand in hand.

Slide 19 - Open vraag

wat is het infinitief in deze zin:

de buren geven mijn ouders een cadeaubon voor het tuincentrum.

Slide 20 - Open vraag

wat is het infinitief in deze zin:

Snappen Bodhi en Sven de taalopdrachten uit het werkboek?

Slide 21 - Open vraag

wat is het infinitief in deze zin:

Vanaf nu kunnen alle klanten de nieuwe producten in de webshop bestellen.
(let op: hier zijn er twee)

Slide 22 - Open vraag

Ik weet wat een infinitief is
ja
bijna
ik wil nog extra oefenen

Slide 23 - Poll

Ik kan het infinitief vinden
ja
deels
nee

Slide 24 - Poll

Dit vond ik leuk aan de les.

Slide 25 - Woordweb