4 Havo Quiz tijdvak 6

Quiz Tijdvak 6
Regenten en vorsen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare school

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Quiz Tijdvak 6
Regenten en vorsen

Slide 1 - Tekstslide

Tijd van jagers en boeren
Tijd van Grieken en Romeinen
Tijd van monniken en ridders
Tijd van steden en staten
Tijd van ontdekkers en hervormers
Eerste steden
investituurstrijd
landbouwrevolutie
Romanisering
hofstelsel
Feodalisme
Nederlandse opstand
kruistochten
Atheense democratie
Renaissance
Reformatie
ontdekkingsreizen
stadsrechten
jagen en verzamelen
staatsvorming en centralisatie

Slide 2 - Sleepvraag

Grieken en Romeinen
Middeleeuwen
Tijdvak 5 (1500-1600)
Denken over democratie door filosofen
wetenschappelijk onderzoek zoals de stelling van Pythagoras
De kerk is belangrijk en dus wetenschap naar de achtergrond
Wedergeboorte oudheid en dus ook kritisch zijn
Nieuw mens- en wereldbeeld. Aarde is niet het middelpunt, maar de zon

Slide 3 - Sleepvraag

In de Republiek was de macht in handen van ....
A
Regering
B
Adel
C
Regenten
D
Koning

Slide 4 - Quizvraag

De Nederlandse Republiek was bijzonder in de Gouden Eeuw omdat (kruis het foute antwoord aan!)
A
Zij geen koning had
B
Vrouwen ook mochten stemmen
C
Zij heel veel handel dreef
D
Er tolerantie was

Slide 5 - Quizvraag

Tijdvak 6 is de periode .....
A
1600-1700
B
1500-1600
C
1650-1750
D
1700-1800

Slide 6 - Quizvraag

Wat is GEEN motief voor de Europese expansie?
A
Winst maken door te handelen
B
Volkeren bekeren tot het christendom
C
Vorsten wilden macht uitbreiden
D
Verspreiden wetenschap en techniek

Slide 7 - Quizvraag

De VOC werd op initiatief van de Staten-Generaal opgericht, omdat...
A
Andere landen ook handelscompagnieën oprichtten
B
De winsten in de Republiek daalde doordat de concurrentie onder de vele handelscompagnieën moordend was
C
De scheepsbouw te stimuleren. Meer schepen leverde meer geld op.
D
De Staten-Generaal graag landen wilden veroveren

Slide 8 - Quizvraag

De VOC kreeg verschillende statelijke bevoegdheden. Welke hoort daar NIET bij?
A
Het voeren van oorlogen
B
Het sluiten van verdragen met buitenlandse vorsten
C
Het bouwen van forten en nederzettingen
D
Het ontbinden van de Staten-Generaal

Slide 9 - Quizvraag

De VOC werd op initiatief van de Staten-Generaal opgericht, omdat...
A
Andere landen ook handelscompagnieën oprichtten
B
De winsten in de Republiek daalde doordat de concurrentie onder de vele handelscompagnieën moordend was
C
De scheepsbouw te stimuleren. Meer schepen leverde meer geld op.
D
De Staten-Generaal graag landen wilden veroveren

Slide 10 - Quizvraag

De WIC voer op
A
Indonesië
B
Suriname
C
Scandinavië
D
Amerika

Slide 11 - Quizvraag

De WIC was eigenlijk ook onderdeel van de strijd tegen Spanje in de Nederlandse Opstand.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Transatlantische driehoekshandel hield in
A
Dat men luxeproducten ruilde voor slaven en die slaven ruilde voor tabak/koffie
B
Dat men in een driehoek van Willem van Oranje, Johan van Oldenbarneveld en Baltasar Gerards handel dreef
C
Dat men uit Japan goud haalde, dat verkocht in Indonesië , daar luxeproducten kocht en dit in Japan weer verkocht
D
Dat de VOC en WIC handelden met de Nederlandse overheid

Slide 13 - Quizvraag

Welke activiteit ondernam de WIC - behalve de driehoekshandel - nog meer?

Slide 14 - Open vraag

Absolutisme betekent dat
A
De koning alles beslist
B
Het parlement alles beslist
C
Het volk alles beslist
D
Kinderen alles beslissen

Slide 15 - Quizvraag

aan wie legt lodewijk XIV verantwoording af?
A
aan het leger
B
aan god
C
aan het volk
D
aan de adel

Slide 16 - Quizvraag

Wat is GÉÉN kenmerk van het absolutisme onder Lodewijk XIV?
A
Economische politiek van het mercantilisme
B
Bevorderen van de machtspositie van de adel
C
De hofcultuur van Versailles
D
Centralisatie van het landsbestuur

Slide 17 - Quizvraag

Hoe wordt het droit divin op dit schilderij uitgebeeld?
A
Koning zit op de troon
B
Koning is omringd met bisschoppen
C
Koning krijgt de macht van 'boven'
D
De koning is 'verlicht'

Slide 18 - Quizvraag

In de Republiek was de macht in handen van ....
A
Regering
B
Adel
C
Regenten
D
Koning

Slide 19 - Quizvraag

Generaliteitslanden zijn....
A
Gebieden die veroverd waren door de Republiek op Spanje
B
Bevriende buurlanden van de Republiek
C
Gebieden onder bewind van de VOC
D
De noordelijke gewesten

Slide 20 - Quizvraag

Even een feitje tussendoor....
... voor de nauwkeurige lezer ...
Hoeveel inwoners had de Republiek in de 17e eeuw?
A
7 miljoen
B
10 miljoen
C
5 miljoen
D
2 miljoen

Slide 21 - Quizvraag

Waarom was de val van Antwerpen gunstig voor de Republiek?

Slide 22 - Open vraag

Na de Glorious Revolution wat Engeland definitief een?

Slide 23 - Open vraag

Waarom was de Republiek in de zeventiende eeuw (tijdvak 6) bijzonder op staatkundig gebied?
A
De Nederlandse vorst had de Spaanse vorst verslagen in de Nederlandse Opstand (1568-1648).
B
Nederland had na Filips II geen vorst meer, in tegenstelling tot de rest van Europa.
C
De Nederlanden hadden een vorst, maar deze noemden ze de stadhouder. Hij bepaalde alles.
D
De Republiek was het meest welvarende land van de zeventiende eeuw. De meeste handel werd gedreven via Amsterdam.

Slide 24 - Quizvraag

1672 is het rampjaar voor de Republiek. Waarom?
A
Alva trad binnen met een groot leger. Tienduizenden vluchtten naar het buitenland
B
Economische crisis
C
De Republiek werd aangevallen door Engeland, Frankrijk en twee Duitse staten
D
Er waren in 1672 geen geschiedenislessen op de scholen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is volgens jullie de definitie van wetenschap?

Slide 26 - Open vraag

Noem een wetenschapper uit tijdvak 6, inclusief zijn activiteiten/uitvinding

Slide 27 - Woordweb

De Wetenschappelijke Revolutie was
A
Een tijd waarin vrouwen meer wetenschap gingen beoefenen.
B
Een tijd waarin wetenschap binnen 10 jaar heel erg veranderde.
C
Een tijd waarin wetenschap veranderde.
D
Een tijd waarin smartphones belangrijk werden.

Slide 28 - Quizvraag

Hij kwam in conflict met de katholieke kerk, hij bouwde telescopen, hij ontdekte dat de maan het licht van de zon weerkaatste.... Wie o wie?
A
Copernicus
B
Gaileï
C
Huygens
D
Van Leeuwenhoek

Slide 29 - Quizvraag

Kennis opdoen door waarneming en experimenteren noemen we:
A
Rationalisme
B
de Verlichting
C
Deïsme
D
Empirisme

Slide 30 - Quizvraag

Wat is rationalisme?
A
Vertrouwen op je verstand
B
Liefde voor het vaderland
C
De standenmaatschappij
D
Tegen religie zijn

Slide 31 - Quizvraag

Anatomie van insecten
Telescoop
Microscoop
Zon is middelpunt
sterren zijn planeten
Galileo
Kepler
Van Leewenhoek
Huygens
Swammerdam

Slide 32 - Sleepvraag

Wat stelde Newton vast?
A
Natuurwetten gelden altijd en overal
B
Natuurwetten gelden niet altijd
C
Alle voorwerpen oefenen aantrekkingskracht uit op elkaar
D
Sommige voorwerpen hebben geen last van zwaartekracht

Slide 33 - Quizvraag