Gebruik je als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt, of als iets een feit is. Je gebruikt het ook om aan te geven dat iets volgens een rooster/schema gaat.
Signaalwoorden: never, ever, always, often, every day, every week etc.
Slide 6 - Tekstslide
Hoe ziet ie eruit
- hele werkwoord zonder TO (I work, you work etcetera)
- Bij SHe/He/It komt er een - S achter (he works, she works etc)
- Als je de present simple vragend/ontkennend maakt, heb je een vorm van TO DO nodig: I don't know, does she live in Groningen?
Slide 7 - Tekstslide
Uitzonderingen
ww eindigt op 's' of klinkt als 's' +es
….bv……..I watch, He/she watches
ww eindigt op y, met een medeklinker ervoor: +ies
….bv…… I cry, He/she cries
I try He/she tries
ww eindigt op een o, met een medeklinker ervoor +es
….bv…….I go He/she goes
Slide 8 - Tekstslide
Present continuous
Gebruik je:
- om aan te geven dat iets NU aan de gang is
- om aan te geven dat iets nog gaat gebeuren (gepland)
- om een ergernis aan te geven
Slide 9 - Tekstslide
Hoe ziet ie eruit?
- am/is are + ww + ing
- signaalwoorden: now, at the moment, look!, Listen!
Slide 10 - Tekstslide
present simple vs. present continuous
Slide 11 - Tekstslide
A
Present Simple
B
Present Continuous
Slide 12 - Quizvraag
Make the present simple. My sister ............... a book every week (read).
Slide 13 - Open vraag
Make the present simple. Frank ............. dogs. (like)
Slide 14 - Open vraag
Make the present simple. My friends and I always ....... ice tea. (drink)
Slide 15 - Open vraag
Make the present simple. It often ........ in Ireland. (rain)
Slide 16 - Open vraag
Make the present simple - negative. John .......... French. (not speak)
Slide 17 - Open vraag
Make the present simple negative The bank ........ at 5:30 pm. (not close)
Slide 18 - Open vraag
Present Simple / Present Continuous
Jack ____ (not like) walking home in the rain.
Slide 19 - Open vraag
Present Simple / Present Continuous
Where ___ you ___ (stay) at the moment?
Slide 20 - Open vraag
Present Simple or Continuous? Look! He ___ (leave) the house.
Slide 21 - Open vraag
Present Simple or Continuous? She usually ___ (walk) to school.
Slide 22 - Open vraag
Present Simple or Present Continuous? She regularly ___ (collect) money for charity at school.
Slide 23 - Open vraag
Present Simple or Present Continuous? Look, there's Christopher! He ___ (walk) his dog.
Slide 24 - Open vraag
Present Simple or Present Continuous? Do you hear that? They ___ (play) our favourite song!
Slide 25 - Open vraag
Present Simple or Present Continuous?
We usually .... (to dance) a lot when there is music.
Slide 26 - Open vraag
Present Simple or Present Continuous? Ronald ___ (put) food in the oven right now.