1HV personal pronouns & question words

Personal Pronouns & Question Words


HKT1A
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Personal Pronouns & Question Words


HKT1A

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog van de present simple?

Slide 2 - Woordweb

Wat is de SHIT regel?
Kan jij de shit regel duidelijk uitleggen aan iemand anders?

Slide 3 - Tekstslide

De SHIT regel heeft te maken met werkwoorden. Wat zijn voorbeelden van werkwoorden?
A
ik, jij, hij, zij, wij, jullie, zij
B
wat, waar, wanneer
C
lopen, slapen, lachen
D
baby, studie, universiteit

Slide 4 - Quizvraag

De SHIT regel gaat over werkwoorden in de tegenwoordige tijd. Welk voorbeeld gebruikt deze tijd NIET?
A
gewoontes
B
feiten
C
dingen die regelmatig gebeuren
D
iets dat gebeurt is

Slide 5 - Quizvraag

Als we het over de SHIT regel hebben, staat SHIT voor...
A
Poep
B
She hits him
C
She, He, It
D
een scheldwoord

Slide 6 - Quizvraag

De SHIT regels betekend dat er iets moet veranderen aan het werkwoord.
Wat moet je doen?
A
Het werkwoord moet eindigen op een s
B
een y wordt een ie
C
Je moet he, she, it voor het werkwoord zetten
D
je gebruikt de stam + s

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

I ... a lot in school
My brother ... nothing at school
My parents ... in Rotterdam
Mrs van der Veen only ... 4 days a week
I ... playing Minecraft
My sister ... watching videos
prefers
like
works
work
learns
learn

Slide 9 - Sleepvraag

Schrijf een zin over jezelf in het Engels

Slide 10 - Open vraag

Schrijf een zin over mevr van der Veen:
My teacher...

Slide 11 - Open vraag

Wat is de SHIT regel?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

Today:
Goal:
''I can use the SHIT rule and pronouns and question words.''

  • Personal pronouns
  • Question words 

Slide 14 - Tekstslide

Personal Pronouns =persoonlijke Voornaamwoorden
  • Theme 1 Page 77 of WB A  Grammar 2
  • You use Personal Pronouns for people, animals or things

Voor het werkwoord: I, You , He, She, It, We, You, They
Na het werkwoord: Me, You, Him, Her, It, Us, You, Them

''I gave this book to him'' / ''He gave her a present.''

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een Personal Pronoun?
A
Een vorm van de present simple
B
Het begin van de zin
C
Een persoonlijk voornaamwoord
D
Het einde van de zin

Slide 16 - Quizvraag

Waarvoor gebruik je een Personal Pronoun? (meerdere antwoorden goed)
A
mensen
B
dieren
C
dingen
D
eten

Slide 17 - Quizvraag

Fill in the correct Personal Pronoun:
''_____ would love to be your friend.''
A
Me
B
I

Slide 18 - Quizvraag

Fill in the correct Personal Pronoun:
''I am talking to _____''
A
She
B
Her

Slide 19 - Quizvraag

Fill in the correct Personal Pronoun:
''Do _____ like him?''
A
you
B
she

Slide 20 - Quizvraag

Fill in the correct Personal Pronoun:
''He is looking at _____''
A
them
B
they

Slide 21 - Quizvraag

Welke Personal Pronouns komen voor het werkwoord?
A
I, You, He, She, It, We, You, They,
B
Me, You, Him, Her, It, Us, You, Them

Slide 22 - Quizvraag

Welke Personal Pronouns komen na het werkwoord?
A
I, You, He, She, It, We, You, They,
B
Me, You, Him, Her, It, Us, You, Them

Slide 23 - Quizvraag

Question Words
  • Theme 1 Page 78 WB A Grammar 3
  • You use Question Words in the beginning of a sentence to ask a question.

WH-Words = What, Where, How, When, Why, Who, Which
You use which when you know the options, you use what when you don't know the options.

Slide 24 - Tekstslide

Fill in the correct Question Word:
''______ flavour ice cream do you want? We have strawberry and banana.''
A
What
B
Which

Slide 25 - Quizvraag

Fill in the correct Question Word:
''______ is your favourite colour?''
A
What
B
Which

Slide 26 - Quizvraag

Fill in the correct Question Word:
''______ is your name?''
A
What
B
Which
C
Who
D
How

Slide 27 - Quizvraag

Fill in the correct Question Word:
''____ will you be here?''
A
What
B
Which
C
Why
D
When

Slide 28 - Quizvraag

''I can use pronouns and question words.''
A
Yes, I understand both!
B
I understand the pronouns!
C
I understand the question words!
D
I don't understand at all....

Slide 29 - Quizvraag

Follow up:
Homework: 
Do: Page 77    I Writing & Grammar ex. 55,56, 57, 58,  

Study:      Grammar 1,2,3+ voc. A, Theme words 

Slide 30 - Tekstslide