Examentraining deel 1

 Examentraining deel 1
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
Internationalisering en internationaal rechtMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

 Examentraining deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
1. Bezit brede kennis van de effecten van globalisering op de economie.
2. Bezit brede kennis van de effecten van globalisering op de arbeidsmarkt.
3. Bezit brede kennis van de effecten van globalisering op de samenleving (culturele en politieke aspect).
4. Bezit brede kennis van het internationaal recht (bronnen internationaal recht).
5. Bezit brede kennis van het Europees recht (rechtsorde, rechtshandelingen, besluitvormingsprocedures en doelstellingen EU, algemene beginselen die door de EU worden geëerbiedigd en rechten voortvloeiende uit het EU burgerschap).
6. Bezit brede kennis van het internationaal publiekrecht (wetgeving, monisme, dualisme, supranationale en intergouvernementele organisaties en diverse internationale organisaties).

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toetsterm 1.1
De kandidaat beschrijft voor een bepaalde situatie welk gevolg globalisering heeft voor de economie, de arbeidsmarkt en de samenleving.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heel veel fabrieken van Philips zijn uit Eindhoven vertrokken naar het buitenland, zoals Taiwan, omdat de productie van onder andere lampen, tv’s etc. in Nederland veel te duur werd.

Welke gevolgen heeft de globalisering hier voor de samenleving in Eindhoven of in Taiwan op het gebied van de arbeidsmarkt?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In Eindhoven wonen veel mensen uit andere landen.
Welke gevolgen heeft de globalisering voor de samenleving in Eindhoven op het gebied van de cultuur?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel: China valt een buurland binnen. Er ontstaat oorlog in Azië. Nederland, de EU en de VS leggen sancties op aan China en handel met China wordt verboden.

Welke gevolgen heeft deze oorlog op de Nederlandse economie?


Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Toetsterm 2.1
De kandidaat bepaalt in een situatie welke rechtsbron (verdrag, jurisprudentie, algemene rechtsbeginselen, besluiten van internationale organisaties) van toepassing is.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bronnen internationaal recht
art. 38 Statuut Internationaal Gerechtshof
1) Verdragen (multilateraal of bilateraal)
2) Gewoonte (gedurende lange tijd gebruikt, als recht aanvaard)
3) Algemene rechtsbeginselen ( bijv. redelijkheid en billijkheid, goede trouw, afspraak is afspraak/pacta sunt servanda).

4) Jurisprudentie: eerdere uitspraken van rechters, 
5) Besluiten van internationale organisaties (alleen politiek bindend)art. 94 GW

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is er sprake van gewoonterecht?

A
Een rechtsregel wordt gedurende lange tijd nageleefd.
B
In landen bestaat de overtuiging dat deze regel moet worden nageleefd omdat deze recht bevat.
C
Als er sprake is van A én B.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Criminelen kunnen sinds 2023 door de Verenigde Arabische Emiraten aan Nederland op verzoek worden uitgeleverd.
Bij een geschil omtrent de uitlevering van Quincy Promes kan Nederland zich op de volgende rechtsbron beroepen:

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Toetsterm 3.1
De kandidaat benoemt de doelstellingen van de Europese Unie.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelstellingen EU, art.3 VEU
  • Vrede, waarden en welzijn 
      verkleinen welvaartsverschillen + stijging welvaart = vrede
  • Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen
  • Interne markt: één binnenmarkt:
      bijv. maximumtarieven mobiel bellen etc. in buitenland per 15 juni 2019 gelijk aan
      nationale kosten
  • Economische en Monetaire Unie (EMU): 
      handelaren hebben baat bij vaste wisselkoersen; economisch beleid moet worden
      gecoördineerd.
  • Bestrijding van sociale uitsluiting en discriminatie
  • Bevordering van wetenschappelijke en technologische vooruitgang

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke doelstelling vind jij verrassend? Waarom?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Toetsterm 3.2
De kandidaat benoemt de samenstelling en taken van de organen van de EU: Het Europees Parlement, de Europese Commissie, De Raad en de Europese Raad.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het Europees Parlement
Art. 14 VEU : 
‘Rechtstreeks verkozen volksvertegenwoordiging van de Europese Unie’

Wordt eens in de 5 jaar gekozen (volgende verkiezingen in 2024)
Medewetgever samen met de Raad van ministers
Stelt de begroting van de Europese Unie vast (samen met de Raad van ministers)
Bestaat uit 705 volksvertegenwoordigers inclusief voorzitter Roberta Metsola
Per lidstaat: minimaal 6 en maximaal 96 leden afvaardigen
Nederland heeft recht op 29 van de 705 zetels

Let op: zij dienen het belang van partij en de lidstaat!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Raad van Ministers, art. 16 VEU
Medewetgever samen samen met het Europees Parlement
Stelt samen met het Europees Parlement de begroting van de Europese Unie vast.
Kent 10 verschillende samenstellingen (per onderwerp), afhankelijk van het beleidsterrein waarover gesproken wordt.
Bijv.: Raad Landbouw en Visserij: ministers voor Landbouw/Visserij van de lidstaten nemen deel aan vergadering
Bestaat uit 1 minister per lidstaat, dus  27 ministers per Raadssamenstelling
Voorzitterschap van de Raad: 
wisselt elke 6 maanden

Let op: zij dienen de lidstaat!


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Europese Raad van Regeringsleiders
Art. 15 VEU‘De Europese top’
Zet de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten uit.
Géén wetgevingstaak!
Bestaat uit:
  • De voorzitter
  • De staatshoofden/regeringsleiders van de 27 lidstaten van de Europese Unie,
  • De voorzitter van de Europese Commissie

Let op: ook zij dienen in eerste instantie de lidstaat!





Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Europese Commissie, art. 17 VEU
‘Dagelijks bestuur van de EU’

Dient wetsvoorstellen in (en schrijft deze dus!)
Controleert of de Europese wetgeving juist wordt toegepast in de lidstaten
Waakhond van de EU

Bestaat uit:
Voorzitter: Ursula von der Leyen
27 eurocommissarissen, voor elke lidstaat één

Let op: zij dienen het belang van de Europese Unie, niet van de lidstaat!

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de twee voornaamste taken van de Raad van Ministers en het Europees Parlement?

Slide 20 - Open vraag

wetgever+begroting vaststellen
Toetsterm 3.3
De kandidaat herkent het verschil tussen een Europese richtlijn en een Europese verordening

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Twee soorten Europese wetgeving
1) Verordeningen: meteen rechtstreeks van toepassing in de lidstaten, art. 288 al. 2 VWEU
Nationale bepalingen mogen niet afwijken van deze Europese wet; Voorbeeld: AVG
2) Richtlijnen: pas na omzetting in nationale regelgeving van toepassing in de lidstaten, art. 288 al. 3 VWEU
Omzetting moet binnen een bepaalde termijn.
De tekst van de nationale wet ligt niet 100% vast, de lidstaten hebben keuzemogelijkheden.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is er sprake van een Europese richtlijn?

A
Als Nederland wetgeving maakt die ook voor buitenlanders in Nederland geldt.
B
Als Nederland wetgeving maakt om een EU-wet in nationale regelgeving om te zetten.
C
Als Nederland geen wetgeving hoeft te maken omdat de EU-wet hier automatisch geldt.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Toetsterm 3.4
De kandidaat stelt in een situatie vast of het vrij verkeer van personen is geschonden.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vrij verkeer van personen
  • Artikel 20 e.v. VwEUart. 45 VwEU en art. 49 VwEU.
  • EU-burgers (let op: ken alle lidstaten!!!)
  • Verblijf van minder dan 3 maanden:
      Identiteitskaart
  • Verblijf van meer dan 3 maanden bij economisch niet-actieve personen:
      Voldoende bestaansmiddelen
      Ziektekostenverzekering
      Geen gevaar voor openbare orde/veiligheid
  • Verblijf van meer dan 3 maanden bij economisch actieve personen:
     Werknemers: personen die gedurende een bepaalde periode onder gezag van een ander tegen loon arbeid verrichten, 
      Zelfstandigen: personen die duurzaam een economische activiteit verrichten;
      Het gaat om niet marginale werkzaamheden.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stel: Sergej uit Turkmenistan, Ibrahim uit Turkije en Seb uit Bulgarije vragen zich af of zij op grond van het VwEU zomaar in Nederland mogen werken.
Voor wie geldt het vrij verkeer van personen?

Slide 26 - Open vraag

Seb uit Bulgarije, want hij is EU-burger.
Als hij in loondienst werkt, is art. 45 VwEU van toepassing.
Toetsterm 4.1 
De kandidaat legt het verschil uit tussen monisme en dualisme in het internationaal recht.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij dualisme?
A
Internationaal recht wordt automatisch deel van het nationale recht.
B
Internationaal recht wordt omgezet in nationaal recht.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Toetsterm 4.2
De kandidaat beschrijft het verschil tussen de soorten internationale organisaties (intergouvernementele, non-gouvernementele, supranationale organisaties).

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

intergouvernementeel
supranationaal
non-gouvernementeel
veto-recht van landen
onafhankelijk van de overheden
besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen.
VN
EU
ICRC

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Toetsterm 4.3
De kandidaat beschrijft het doel van de NAVO en de werking van art. 5 NAVO-verdrag.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De NAVO
  • opgericht door het Verdrag van Washington
  • politieke en militaire alliantie
  • grootste sterkte/risico is art. 5 Verdrag van Washington: een aanval op een lidstaat wordt beschouwd als een aanval op alle lidstaten: gewapend geweld kan worden gebruikt tegen de agressor
  • let op!!: dit verdrag staat NIET in je wettenbundel!!!!!

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heeft de NAVO rechtsmacht om de handel namens de lidstaten met Rusland te verbeteren?
A
Ja, want door de handel te verbeteren, stijgt de kans op vrede.
B
Nee, de NAVO richt zich op politieke en militaire oplossingen.

Slide 37 - Quizvraag

nee, de NAVO richt zich op politieke en militaire doelen.
Wat is het doel van art. 5 NAVO-verdrag?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Toetsterm 4.4
De kandidaat beschrijft het doel van de VN en de organen Veiligheidsraad en Internationaal Gerechtshof van de VN.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De VN
Doelstellingen
  • Handhaven van internationale vrede en veiligheid
  • Ontwikkelen van vriendschappelijke betrekkingen tussen staten
  • Ontwikkelen van internationale samenwerking om sociaaleconomische, culturele en humanitaire problemen te kunnen oplossen
Organen, art. 7 Handvest VN
  1. Algemene Vergadering: houdt zich bezig met alle voorkomende binnen het handvest vallende zaken; mag GEEN bindende besluiten nemen
  2. Veiligheidsraad: verantwoordelijk voor handhaving van de internationale vrede 
  3. Internationaal Gerechtshof: geschillenbeslechting tussen staten (met toestemming van de staten); juridisch advies
  4. Secretariaat: Secretaris-Generaal is de hoogste ambtenaar van de VN
  5. Trustschapsraad
  6. Economisch en Sociale Raad: laat studies en rapporten maken over economische, sociaal-culturele en onderwijsaangelegenheden; doet AANBEVELINGEN

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De VN-veiligheidsraad
Doel:
  • handhaving van internationale vrede en veiligheid,
  • relaties tussen landen bevorderen,
  • samenwerken bij het oplossen van internationale problemen
  • het bevorderen van respect voor mensenrechten
  • harmoniserend effect hebben op de acties van landen.
5 permanente leden:
  • China, Frankrijk, Groot-Brittannië, Rusland, Verenigde Staten
  • Zij kunnen besluiten tegenhouden door middel van een veto
  • 10 niet-permanente leden
  • Voor 2 jaar gekozen door de Algemene Vergadering
  • Besluiten nemen:
  • 9 van 15 leden moeten vóór stemmen EN geen veto.


Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welk onderdeel van de VN wordt er vaak door landen gebruik gemaakt van het vetorecht?
A
EHRM
B
Veiligheidsraad
C
UNESCO

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk internationaal hof heeft alleen rechtsmacht over zaken tussen staten?
A
EHRM
B
Internationale Gerechtshof
C
Internationale Strafhof

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Toetsterm 4.5
De kandidaat stelt in een situatie vast op grond van welk artikel het Internationaal Strafhof inhoudelijke rechtsmacht heeft (art. 6, 7, 8, 8a Statuut van Rome).

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het Internationaal Strafhof
  • In 2002 opgericht
  • Berecht individuen
  • Geregeld in het Statuut van Rome betreffende het Internationaal Strafhof (Statuut van Rome)
  • Geen onderdeel van de VN
  • Gevestigd in Den Haag

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtsmacht
Over de volgende misdrijven:
  • Genocide, art. 6 Statuut van Rome
  • Misdrijven tegen de menselijkheid, art. 7 Statuut van Rome
  • Oorlogsmisdrijven, art. 8 Statuut van Rome
  • Agressie, art. 8 bis Statuut van Rome

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk internationaal Hof is onderdeel van de VN?
A
EHRM
B
Internationaal Gerechtshof
C
Internationaal Strafhof

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk artikel staan de 4 misdrijven opgesomd waarover het Internationale Strafhof rechtsmacht heeft?
A
art. 1
B
art. 3
C
art. 5
D
art. 7

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het internationale Strafhof heeft rechtsmacht inzake oorlogsmisdrijven, in het bijzonder als ze worden gepleegd als onderdeel van...

Slide 49 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies