Periode 4 lezen les 3: argumentatie

LEESVAARDIGHEID
ARGUMENTEN 3h 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

LEESVAARDIGHEID
ARGUMENTEN 3h 

Slide 1 - Tekstslide

Gelijk hebben vs. gelijk krijgen
  • Met een betoog probeert de schrijver jou ergens van te overtuigen. 
       Jij bepaalt als lezer of dat lukt.

Slide 2 - Tekstslide

mening / standpunt





Met een mening maakt de schrijver duidelijk hoe hij ergens tegenaan kijkt. Een ander woord voor mening is standpunt.

Slide 3 - Tekstslide

mening / standpunt





Soms (!) herken je een standpunt aan onderstaande woorden: 



Met een mening maakt de schrijver duidelijk hoe hij ergens tegenaan kijkt. Een ander woord voor mening is standpunt.
Ik vind dat ... 
Volgens mij ... 
Dus ... 
Je zou ... moeten doen 
Ik denk ... 
Kortom ... 
Daarom ...

Slide 4 - Tekstslide

Argumenten





Zonder argumenten heeft jouw mening weinig waarde. Je moet je standpunt kunnen onderbouwen.

Hoe meer de argumenten bestand zijn tegen kritiek, hoe sterker ze zijn.

Feitelijke uitspraken zijn sterker. Ze zijn waar of onwaar.

Slide 5 - Tekstslide

Argumenten





Argumenten kun je vaak herkennen aan onderstaande signaalwoorden: 

omdat
doordat
want
immers
aangezien
namelijk
Zonder argumenten heeft jouw mening weinig waarde. Je moet je standpunt kunnen onderbouwen.

Hoe meer de argumenten bestand zijn tegen kritiek, hoe sterker ze zijn.

Feitelijke uitspraken zijn sterker. Ze zijn waar of onwaar.

Slide 6 - Tekstslide

Filmpje 1:
argumenten - de basis

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

standpunt
argument
We kunnen beter een beveiligingsbedrijf inhuren.
Er zijn inmiddels meer dan genoeg iPads verdwenen.
Ik weet niet of ik voor of tegen een rookverbod ben.
Ik weet er eerlijk gezegd nog te weinig van af.
Bij de vorige James Bondfilm kwam veel geweld voor.
Ik denk niet dat ik meega naar de nieuwe Bondfilm.
Er komt geen poes in huis.
Ik ben allergisch voor katten.
Ik ga nooit meer naar Lowlands.
De laatste keer ben ik een week ziek geweest.
Op de vorige toets haalde ik een onvoldoende.
Deze toets zal wel heel lastig worden.

Slide 9 - Sleepvraag

Soorten argumenten

  • Een feitelijk / objectief argument is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden. Dit zijn uitspraken waarvan de schrijver denkt dat ze waar zijn.


Let op:  een feitelijk argument hoeft niet waar te zijn. Feitelijke argumenten zijn wel controleerbaar.


Voorbeeld
- Ik ga morgen naar de Vue, want die bioscoop is bij mij om de hoek.


Slide 10 - Tekstslide

Soorten argumenten

  • Over een subjectief argument kun je van mening verschillen en daarom moet zo’n argument ondersteund worden.

Het zijn uitspraken met een waarde-oordeel.
De schrijver vindt ergens iets van (goed-slecht, mooi-lelijk, wenselijk-onwenselijk)


Voorbeeld

- Ik ga morgen naar de Vue, want die bioscoop vind ik veel prettiger dan andere bioscopen. 

Met dit argument zal niet iedereen het eens zijn, dus dit argument heeft ondersteuning nodig  (omdat de stoelen daar zo comfortabel zijn

Slide 11 - Tekstslide

Hieronder zie korte teksten met een standpunt en een argument. Sleep alleen het argument. Bepaal of het een objectief argument is of een subjectief argument.
objectief
subjectief
De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij.
Je kunt er beter niet aan deelnemen.
Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen gaat winnen.
Hij is immers veruit de beste in de debatten.
Omdat je met een scooter een grotere kans loopt op een ernstig ongeluk dan op een fiets,
lijkt het me verstandig scooters te verbieden.

Slide 12 - Sleepvraag

Filmpje  
DOEN: 
Beantwoord tijdens het kijken van het filmpje de vragen die op je scherm tevoorschijn komen.

Slide 13 - Tekstslide

5

Slide 14 - Video

00:17
Welke bewering doet Lubach? (wat is zijn standpunt?)

Slide 15 - Open vraag

00:34
Wat is het eerste argument dat hij hiervoor geeft?

Slide 16 - Open vraag

01:41
Wat is het tweede argument dat Lubach gebruikt?

Slide 17 - Open vraag

02:15
Wat is het derde argument waarmee hij zijn standpunt onderbouwt?

Slide 18 - Open vraag

02:27
Zijn de drie argumenten van Lubach objectief of subjectief?
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 21 - Open vraag