In de middeleeuwen leefden mensen in steden. Zij werkten als
ambachtslieden (zij maakten producten met hun handen. Voorbeelden zijn: pottenbakkers, wevers, timmerlieden, bakkers, bierbrouwers, enz.
De grondstoffen die zij nodig hadden kwamen uit de bodem (klei), bos (hout) of landbouw (wol, huiden en graan)
De energie die zij nodig hadden kwam van
- eigen spierkracht of spierkracht van dieren
(om maalsteen rond te draaien);
- windkracht (windmolens om graan te malen);
- waterkracht (om met watermolens graan te malen);
- hout (voor pottenbakkers, bierbrouwers en bakkers om hun ovens te verwarmen).