Hoofdstuk 7: Een gezinsbudget

Hoofdstuk 7: Een gezinsbudget
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 7: Een gezinsbudget

Slide 1 - Tekstslide

Inleiding
Hoe gaan jullie om met geld? 

Ga in groepjes per 3 of 4 zitten. Neem elk een stapel dilemma kaarten. Lees het dilemma en de mogelijke antwoorden. Kies elk om beurt een antwoord. Daarna scan je de QR-code op het kaartje voor bijkomende informatie.

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 1:
Ontdek hoe het gesteld is met het Vlaamse gezinsbudget 

Slide 3 - Tekstslide

Tot welke groep behoren de gezinnen?


Behoren de onderstaande gezinnen tot de groep die het moeilijk heeft om rond te komen of tot de groep die onverwachte uitgaven kan opvangen? 


Slide 4 - Tekstslide

‘Ik zou liever wat meer geld overhouden op het einde van de maand, zodat we als koppel ook eens leuke dingen zouden kunnen doen. Met twee fulltime werken en dan een heel
jaar leuke dingen moeten laten voorbijgaan, is niet fijn.’
A
Gezin die het moeilijk heeft
B
Gezin die onverwachte uitgaven kan opvangen

Slide 5 - Quizvraag

‘Wij moesten een dokter roepen voor ons zieke zoontje. Ik heb aan de dokter moeten vragen of hij akkoord was dat wij hem volgende maand zouden betalen, wanneer ik mijn invaliditeitsuitkering heb gekregen. We moesten ook nog de medicamenten betalen. In maanden als deze kunnen wij de facturen niet betalen. Je kiest voor de gezondheid van je kind en laat de facturen liggen.'
A
Gezin die het moeilijk heeft
B
Gezin die onverwachte uitgaven kan opvangen

Slide 6 - Quizvraag

‘Rondkomen met je maandelijkse loon, je hele huishouden draaiende houden en ook eens iets extra voor de kinderen of jezelf kunnen kopen, dat lijkt mooi op papier, maar het is niet zo eenvoudig. Het vraagt planning en discipline om je aan je budget te houden.'
A
Gezin die het moeilijk heeft
B
Gezin die onverwachte uitgaven kan opvangen

Slide 7 - Quizvraag

‘Ik ben werkloos. Ik word uitgemaakt voor luiaard. Ik word met de vinger gewezen. Ik heb er niet om gevraagd werkloos te zijn. Ik heb werk gezocht. Ik was zelfs bereid eender welk
werk te aanvaarden. Maar ik heb niets gevonden … en nu zeggen ze dat ik te oud ben.’
A
Gezin die het moeilijk heeft
B
Gezin die onverwachte uitgaven kan opvangen

Slide 8 - Quizvraag

‘Nu zijn onze kinderen afgestudeerd en lukt het ons om elke maand wat te sparen. Toen ze nog studeerden, was het moeilijk om rond te komen, zeker wanneer er onverwachte
uitgaven waren, zoals de wasmachine die het plots liet afweten.
A
Gezin die het moeilijk heeft
B
Gezin die onverwachte uitgaven kan opvangen

Slide 9 - Quizvraag

‘Mijn echtgenoot en ik hebben beide een leuke job met een goed inkomen. We hebben eigenlijk geen moeite om rond te komen, maar ik besef heel goed dat dat niet bij iedereen zo is. Ik heb een broer en een zus die het moeilijk hebben. We nemen de neefjes en het nichtje mee als we een dagje uitgaan en bij de geboorte kregen ze naast een luiervoorraad ‘tegoedbonnen’ voor het onbeperkt verstoren van onze nachtrust en voor logeerpartijen. Het is moeilijk om hen direct hulp aan te bieden. We zijn bang om iemand voor het hoofd te stoten.
A
Gezin die het moeilijk heeft
B
Gezin die onverwachte uitgaven kan opvangen

Slide 10 - Quizvraag

Neem je WB p 98. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 2:
Onderzoek welke inkomstbronnen een gezin kan hebben 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Wat zijn de 3 grootste inkomstbronnen van een gezin volgens de grafiek?

Slide 15 - Woordweb

Verbind elk woord met de correcte omschrijving. 

Slide 16 - Tekstslide

Alimentatie
Uitkering voor tijdskrediet
Leefloon
Schooltoelage
Wedden en lonen
Kindergeld of groeipakket
Geld dat je kunt krijgen van de overheid om je
te helpen je studiekosten te betalen.
Het geld dat je verdient door te werken.
Je krijgt van het OCMW een leefloon wanneer
je inkomen te laag is om van te leven en je die
situatie niet kunt veranderen.
Het geld dat je krijgt van de overheid, per
kind, om je te helpen met de kosten die bij de
opvoeding van een kind horen.
Een financiële bijdrage aan de kosten,
om te voorzien in het levensonderhoud
van de kinderen, en/of de partner na een
echtscheiding.
Een uitkering van de overheid bij een
loopbaanonderbreking om het loonverlies te
compenseren.

Slide 17 - Sleepvraag

Opdracht 3:
De belangrijkste uitgavenpost van een gezin

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Waar geef jij vooral je geld aan uit?

Slide 20 - Woordweb

Welke uitgaven heeft een gezin denk je?

Slide 21 - Woordweb

Slide 22 - Tekstslide

Aan welke vijf zaken geeft een gezin het meeste geld uit?

Slide 23 - Woordweb

Maak oefening 2 en 3 op p 101-102 per twee.

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 4: 
Ga na of de gezinnen kunnen rondkomen met hun inkomen

Slide 25 - Tekstslide

Taak: Een gezinsbudget

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 5: 
Ontdek wat de risico’s van lenen en schulden zijn

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Hoeveel % van de Vlaamse gezinnen betaalt een woning af?
A
72%
B
90%
C
33%

Slide 29 - Quizvraag

Hoeveel betalen Vlaamse gezinnen maandelijks af aan een woonlening?
A
1000 euro
B
909 euro
C
899 euro

Slide 30 - Quizvraag

Hoeveel % van de Vlamingen betaalt een autolening af?
A
70%
B
56%
C
31%

Slide 31 - Quizvraag

Vlamingen lenen enkel voor een woning of een wagen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Wat bedoelen ze met de uitspraak: 'Geld lenen kost ook geld.'

Slide 33 - Open vraag

Verbind elk woord met de correcte omschrijving. 

Slide 34 - Tekstslide

Een lening
Rente of intrest
Schuld
de vergoeding die je moet betalen als je geld hebt geleend. Als je zelf geld aan iemand hebt geleend, is dat het extra bedrag dat je van de lener krijgt. Leen je iemand 1000 euro en vraag je daar 100 euro vergoeding voor, dan is die 100 euro de rente. Die persoon moet jou dan niet 1000 euro terugbetalen, maar 1000 euro + rente = 1100 euro in totaal. (Vaak wordt rente uitgedrukt in een % (percentage). Je betaalt bijvoorbeeld 5 % rente op het totale bedrag dat je leent.)
een geldbedrag dat door iemand wordt verstrekt aan iemand anders op
voorwaarde dat het later terug wordt betaald. Vaak wordt daar een vergoeding in de vorm
van rente voor betaald.
het bedrag van je lening dat je nog moet terugbetalen. Als je 1000 euro geleend
hebt en daarvan al 100 euro hebt terugbetaald, dan is je schuld 900 euro.

Slide 35 - Sleepvraag

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Wat zijn de redenen waarom mensen hun lening niet meer kunnen afbetalen?

Slide 38 - Woordweb

Welke belangrijke tip geeft de dame
op het einde mee, zodat je niet in moeilijkheden komt?

Slide 39 - Open vraag

Opdracht 6:
Onderzoek of de gezinnen van onze spilfiguren erin slagen
om rond te komen

Slide 40 - Tekstslide

Groepswerk per twee of drie
1. Jullie krijgen een tekst over de financiële situatie van een gezin. Bestudeer grondig de situatie van jouw gezin. Markeer de inkomstenbronnen in het groen en de uitgavenposten in het rood.
2. Noteer op p 106-107 de inkomstenbronnen van het gezin. Geef ook aan of dat terugkerende of toevallige inkomstenbronnen zijn.

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide