les 28 sept_ex.8t/m12

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Today we are going to practice with: speaking, writing
 & the irregular verbs.
+ recap chapter 1

Slide 2 - Tekstslide

D writing & speaking
Activity book page 34
Text book page 24
Exercise: 10 & 11

> Check your work in classroom when you are done.

Done? work on your crossword puzzle. 

timer
20:00

Slide 3 - Tekstslide

Help? page 24 & 31 (B theme words)
timer
7:00

Slide 4 - Tekstslide


Past Simple
Wanneer gebruik je de Past Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 5 - Quizvraag

Past Simple:

Wat is de regel van de past simple?
A
hele ww+ -ed of irregular verb 2e rijtje
B
shit = hele ww+-s
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 6 - Quizvraag

Past Simple:

Wat zijn de signaalwoorden van de Past Simple?
A
Tomorrow, next week, in 2025,
B
Last month, yesterday, a month ago, in 2012
C
Today, now,
D
again, always, constantly

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn onregelmatige werkwoorden (irregular verbs)?
A
Dit zijn werkwoorden die vaak voorkomen.
B
Werkwoorden die zich niet aan de regel houden van -ED erbij. Je hebt dus pech en je moet ze uit je hoofd weten.

Slide 8 - Quizvraag

De drie onregelmatige werkwoorden zijn:
hele werkwoord, verleden tijd en voltooid deelwoord.
Hoe noem je deze drie in het Engels?
A
infinitive - past simple/past tense - past participle
B
infinitive - present simple/ present tense - past participle

Slide 9 - Quizvraag

Irregular verb:

Denken
A
To think-thought-thought
B
To think-thinked-thinked
C
To think-thaught-thaught
D
To think-thinked-thought

Slide 10 - Quizvraag

Irregular verb:
wedden
A
to bet - bet - bet
B
to bet - bit - bot
C
to bit - bit - bit
D
to bet - betted - betten

Slide 11 - Quizvraag

Irregular verb:
bouwen
A
to build - builded - builded
B
to built - build - build
C
to build - built - built
D
to builden - builded - builden

Slide 12 - Quizvraag

Irregular verb:

beginnen
A
to begin - begin - begin
B
to begin - began - begun
C
to begin - began - began
D
to begin - begun - begun

Slide 13 - Quizvraag

Irregular verb of
kosten
A
to cost - costed - costen
B
to cost - chosten - gecost
C
to cost - costed - costed
D
to cost - cost - cost

Slide 14 - Quizvraag

In het Engels heb je een aantal voorzetsels van tijd. Dat zijn:
A
in, on, and
B
on, in, at
C
in, on, ed
D
a, an, the

Slide 15 - Quizvraag

Voorzetsels van tijd
'On' gebruik je bij:
A
maanden en jaartallen
B
bij dagdelen en seizoenen
C
data en dagen
D
bij kloktijden

Slide 16 - Quizvraag

Voorzetsel van tijd.
'At' gebruik je bij:
A
kloktijden
B
dagen, seizoenen
C
ww+ed
D
wanneer je maar wilt

Slide 17 - Quizvraag

Voorzetsel van tijd.
'In' gebruik je bij:
A
maanden, jaartallen, seizoenen en dagdelen
B
kloktijden
C
wanneer je wilt
D
data en dagen

Slide 18 - Quizvraag

Voor de toets wil ik nog graag:
Uitleg over grammatica
Oefenen met de woordjes
Oefenen met de grammatica
Oefenen met de zinnen
Zelf leren en als er iets is kom ik bij u.

Slide 19 - Poll

Donderdag 6 oktober is het proefwerk
Wat moet je leren/weten/kennen/toepassen? 
  1. Vocabulary (woordjes): text book pagina 17, 18 en 19
    Engels > Nederlands & Nederlands > Engels
  2. Alle irregular verbs: text book pagina 163
    Engels > Nederlands & Nederlands > Engels
  3. Stone 1, 2 & 3: boekje stones
    Nederlands > Engels
  4. Grammatica: text book pagina 20

Slide 20 - Tekstslide

Practice with chapter 1 on Slim Stampen

Slide 21 - Tekstslide

Wat zijn onregelmatige werkwoorden?


A
Dit zijn woorden die niet zo vaak voorkomen.
B
Dit zijn woorden die de regel van ED erbij niet volgen. Je hebt dus pech en deze moet je gewoon uit je hoofd leren.
C
Dit zijn woorden die je liever niet gebruikt in de verleden tijd.

Slide 22 - Quizvraag

Wat zijn onregelmatige werkwoorden?


A
Dit zijn woorden die niet zo vaak voorkomen.
B
Dit zijn woorden die de regel van ED erbij niet volgen. Je hebt dus pech en deze moet je gewoon uit je hoofd leren.
C
Dit zijn woorden die je liever niet gebruikt in de verleden tijd.

Slide 23 - Quizvraag

Wat zijn onregelmatige werkwoorden?


A
Dit zijn woorden die niet zo vaak voorkomen.
B
Dit zijn woorden die de regel van ED erbij niet volgen. Je hebt dus pech en deze moet je gewoon uit je hoofd leren.
C
Dit zijn woorden die je liever niet gebruikt in de verleden tijd.

Slide 24 - Quizvraag

Homework:
Activity book page 34, Text book page 24 & Exercise: 10 & 11
+ you have checked your work in classroom online

Slide 25 - Tekstslide