Kenmerken 'stoornis in gebruik'
De zorgvrager gebruikt vaker en meer dan hij wil;
Het lukt niet om zelfstandig minder te gebruiken of te stoppen;
De zorgvrager is een groot deel van de tijd bezig met voorbereiden en gebruiken van het middel en herstellen van gebruik;
De zorgvrager voelt een sterke drang om het middel te gebruiken;
De zorgvrager heeft problemen op het werk, school of thuis. Denk hierbij aan ontslag of geldschulden;
De zorgvrager blijft het middel gebruiken, ondanks de problemen in relaties die hierdoor ontstaan;
De zorgvrager komt niet meer toe aan hobby’s, sociale activiteiten of werk;
De zorgvrager blijft voortdurend gebruiken terwijl het gebruik leidt tot gevaarlijke situaties. Denk hierbij aan autorijden onder invloed;
De zorgvrager blijft voortdurend gebruiken terwijl het gebruik leidt tot lichamelijke of psychische problemen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan verergering van een al bestaande depressie;
Lichamelijk ontstaat er tolerantie. Dit houdt in dat de zorgvrager steeds meer van het middel moet gebruiken om hetzelfde effect te krijgen;
Er ontstaan onthoudingsverschijnselen als iemand minder van het middel gebruikt of stopt met gebruiken. Welke verschijnselen dit zijn, hangt af van het middel wat de zorgvrager gebruikt.