paragraaf 9.2

• Biologie
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Paragraaf 9.2

Je leert hoe de hoeveelheid stoffen in je bloed constant blijft.

Je leert over de taken van je lever en je nieren.

Verbrandingsreactie:

Glucose+ Zuurstof --> koolstofdioxide + water + energie

Maak nu:

Maak opdracht 1 van het werkblad. 

5 minuten

blz. 75 van het werkboek

Glucosegehalte in het bloed:

Hoeveelheid glucose in het bloed = glucose gehalte

glucosegehalte stijgt na een maaltijd

Hoeveelheid glucose in het bloed wordt geregeld door de hormonen: insuline en glucagon

insuline:

Komt als er veel glucose in het bloed zit. 

Zorgt dat glucose uit het bloed wordt gehaald en wordt opgeslagen als glycogeen. 

Hierdoor daalt het glucosegehalte in het bloed. 

Glucagon:

Komt als er weinig glucose in het bloed zit. 

Zorgt dat glycogeen omgezet wordt in glucose. Glucose kan dan het bloed weer in. 

Hierdoor stijgt het glucosegehalte in het bloed. 

Afbeelding bij opdracht 2 en 3 werkblad

maak nu:

Maak opdracht 2 van het werkblad. 

5 min.

blz. 76 van het werkboek

Heb je deze af, laat de docent je opdracht controleren voordat je verder gaat met opdracht 3. 

maak nu:

Maak opdracht 3 van het werkblad. 

5 min.

blz. 76 van het werkboek

Suikerziekte:

Regeling van het glucosegehalte in het bloed werkt niet goed. 

type 1: alvleeskliercellen zijn stuk en maken niet voldoende insuline.

type 2: cellen zijn ongevoelig geworden voor insuline

maak nu:

Maak opdracht 4 van het werkblad. 

5 min.

blz. 78 van het werkboek

Functies van de lever:

1. opbouwen en omzetten van van stoffen.

2. Afbreken van stoffen.

3. Afvoeren van stoffen.

4. Opslaan van stoffen.

maak nu:

Maak opdracht 5 van het werkblad. 

5 min.

blz. 78 en 79 van het werkboek

Nier

Nefron

maak nu:

Maak opdracht 6 van het werkblad. 

5 min.

blz. 79 en 80 van het werkboek

Lever de opdracht in: 

Lever het stencil in bij je docent.