2.1 Jouw inkomsten en uitgaven

Vandaag
1.  Start Hoofdstuk 2
2. Uitleg  
3. Maken opdrachten
4. Les afsluiting 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
1.  Start Hoofdstuk 2
2. Uitleg  
3. Maken opdrachten
4. Les afsluiting 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Na deze les kan je:
uitleggen welke soorten inkomen je kunt hebben
welke groepen van uitgaven er zijn
uitleggen hoe je bedragen omrekent van week naar maand en omgekeerd
uitleggen hoe je een begroting van inkomsten en uitgaven maakt

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Begroting 
Inkomsten
Uitgaven
Inkomen uit arbeid
(bijv. salaris)

Inkomen uit winst

Overdrachtsinkomen
(bijv. zakgeld of een uitkering)

Huishoudelijke uitgaven
(bijv. eten, kapper)

Vaste lasten
(bijv. huur, abonnementen)

Incidentele uitgaven
(bijv. vakantie, meubels)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten inkomsten
Soorten inkomsten:  
Loon of salaris


Winst


Uitkering


Zakgeld



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begroting
Inkomsten
Uitgaven
Loon €500
Boodschappen €450
Winst €300
Netflix €8
Uitkering € 250
Huur €600
Totaal: €1.050
Totaal €1.058

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Budget
Het bedrag dat je kunt uitgeven

Om te weten wat je kunt uitgeven en waaraan je het gaat uitgeven, is het handig om een overzicht te maken

Zo'n overzicht maak je meestal per maand.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BEGROTING
Wat is een begroting? 


Waarom een begroting maken?


  • Overzicht inkomsten/uitgaven
  • Voorkomen van geldproblemen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Week naar maand naar jaar
Van week naar maand
Van maand naar jaar
en andersom!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Week naar maand

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Week naar maand

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Week naar maand

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maand naar week

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maand naar week

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maand naar week

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maand naar week

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke productiefactor?
Besluiten om een
2e restaurant te openen
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemerschap

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke productiefactor?
25 mensen in de bediening
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemerschap

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt het onderscheid tussen individuele goederen, collectieve goederen en quasi-collectieve goederen uitleggen.

  • Je kunt uitleggen waarom de overheid sommige individuele goederen produceert en levert.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inkomsten
Btw 
Accijns
Inkomstenbelasting
Erfbelasting
Schenkbelasting
Dividendbelasting
Invoerrechten
Uitgaven
Aanleg snelweg
AOW premie
Ambtenarensalaris
Nieuwe hogeschool
Verhoging zeedijk
Medische zorg
Nieuw politiebureau
Bijstandsuitkering
Aanschaf tanks

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 soorten goederen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Individuele goederen
Dit zijn goederen die je alleen voor jezelf kunt gebruiken en waarvoor je meestal moet betalen. Als jij iets koopt, kan iemand anders het niet meer gebruiken. Voorbeeld: een brood of een telefoon. Je betaalt ervoor, en daarna is het van jou alleen.

Quasi-collectieve goederen
Dit zijn goederen die de overheid levert en waarvoor vaak iedereen betaalt via belasting, maar die eigenlijk ook individueel gebruikt kunnen worden. Ze lijken op collectieve goederen, maar je zou ze ook zelf kunnen kopen. Voorbeeld: onderwijs of een bibliotheek. Iedereen kan ervan gebruikmaken, maar het zou ook individueel kunnen worden aangeboden.

Collectieve goederen
Dit zijn goederen waar iedereen gebruik van kan maken, zonder dat iemand wordt buitengesloten. Je hoeft er meestal niet apart voor te betalen. Voorbeeld: de straatverlichting of het leger. Iedereen profiteert ervan, en het maakt niet uit hoeveel mensen het gebruiken, want het blijft beschikbaar voor iedereen.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies