Les 2 paragraaf 1.2 (2HC)
1 / 31
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
In het deel van Laag-Nederland........duinen vinden we de meeste woonterpen.
A
zonder
B
met
Slide 16 - Quizvraag
Een woonterp werd gemaakt van ......
A
grond
B
mest
C
afval
D
alle drie de antwoorden zijn juist
Slide 17 - Quizvraag
In Laag Nederland lag een grondsoort die erg vruchtbaar was. Welke grondsoort wordt bedoeld?
A
Löss
B
zand
C
veen
D
zeeklei
Slide 18 - Quizvraag
Wat was er als eerst door de mens gebouwd?
A
terpen
B
dijken
C
polders
Slide 19 - Quizvraag
Welk gebied overstroomde nog regelmatig door de zee?
A
binnendijks gebied
B
buitendijks gebied
Slide 20 - Quizvraag
Welk gebied kwam door sedimentatie steeds nog iets hoger te liggen?
A
binnendijks gebied
B
buitendijks gebied
Slide 21 - Quizvraag
Hoe werden de eerste polders droog gehouden?
A
met windmolens
B
met gemalen
Slide 22 - Quizvraag
Een polder ligt vaak........dan de zee of rivier.
A
lager
B
hoger
Slide 23 - Quizvraag
Dit deel van Nederland loopt, zonder invloed van de mens, al snel vol met water.
A
hoog Nederland
B
laag Nederland
Slide 24 - Quizvraag
polders liggen....
A
in de buurt van de zee
B
in de buurt van rivieren
C
in de buurt van meren
D
op alle genoemde plaatsen
Slide 25 - Quizvraag
Goed of fout? Een gemaal heeft alleen de functie om water uit de polder te pompen.
A
Goed
B
Fout
Slide 26 - Quizvraag
In Laag-Nederland ontstond er ........de duinen een moerasachtig landschap
A
vóór
B
op
C
achter
Slide 27 - Quizvraag
Polders komen we dus vooral tegen in......
A
laag Nederland
B
hoog Nederland
