Past Simple en Present Perfect Herhaling

Past Simple en Present Perfect Herhaling
Past Simple
- I talked to him yesterday.
- I flew to England last week.
Present Perfect
- I have called him already. 
- I have never flown in a helicopter.
Open your book at p.237!
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Past Simple en Present Perfect Herhaling
Past Simple
- I talked to him yesterday.
- I flew to England last week.
Present Perfect
- I have called him already. 
- I have never flown in a helicopter.
Open your book at p.237!

Slide 1 - Tekstslide


De Past Simple gebruik je als iets afgelopen is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Als ik deze woordjes in een zin zie, dan weet ik dat ik de ..................... moet gebruiken:
Last weekend, two years ago, yesterday.
A
Past Simple
B
Present Perfect

Slide 3 - Quizvraag

Als ik deze woordjes in een zin zie, dan weet ik dat ik de ..................... moet gebruiken:
Just, Recently, Already, Yet, Ever, So far
A
Past Simple
B
Present Perfect

Slide 4 - Quizvraag

Ik gebruik 'Has' bij:
A
I, we, you, they
B
he, she, it (shit)

Slide 5 - Quizvraag

Ik gebruik 'Have' bij:
A
I, we, you, they
B
he, she, it (shit)

Slide 6 - Quizvraag

Last week I .............. (go) to the cinema with my best friend.
A
went
B
have been
C
has been
D
goed

Slide 7 - Quizvraag

'Last week I went to the cinema with my best
friend. '
Ik gebruik de past simple omdat er last week in staat en omdat het afgelopen is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

I have already seen that film, let's watch a different one.
Ik gebruik hier de present perfect omdat er already in staat en er is een link met het nu.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

'I flew to England last week'. Ik gebruik hier de past simple omdat er last week in staat en daaraan zie ik dat het afgelopen is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

'I have never flown in a helicopter'. Ik gebruik hier de present perfect omdat ik in het verleden niet in een helicopter heb gevlogen en nu nog steeds niet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

'We saw Terry yesterday'.
In deze zin is er een link met het nu, het is nog steeds zo.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

He is in a panick, because he has lost his keys.
Deze zin in afgelopen, er is geen link mee met het nu.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

We .............................. (buy) a new car two years ago.
A
bought
B
have bought

Slide 14 - Quizvraag

We ........................ (recently buy) a new car, so we're not going on holiday this year.
A
recently bought
B
have recently bought

Slide 15 - Quizvraag

They ...................... (finish) their homework already, so they can go.
A
finished
B
have finished

Slide 16 - Quizvraag

My father ....................(work) at a farm when he was a teenager.
A
worked
B
has worked

Slide 17 - Quizvraag

We ..........................(wake up) early this morning.
A
woke up
B
have woken up

Slide 18 - Quizvraag

We can't find Anna. We .................. ...(just see) her, she must be here somewhere.
A
just saw
B
have just seen

Slide 19 - Quizvraag

I ................... (never be) here before.
A
was never
B
have never been

Slide 20 - Quizvraag

Past Simple en Present Perfect  vragen
Vragen past simple: 
Did they come to your birthday party last year
Did he speak to her yesterday
What time did he leave this morning?

Vragen present perfect 
Have you ever been to the Efteling? 
Have you recently seen her? 
Have they finished their homework yet

Slide 21 - Tekstslide

How many birds ...............you.................... (count) so far?

Is dit afgelopen of nog steeds aan de gang?
A
Afgelopen, er wordt niet meer geteld.
B
Nog aan de gang, dit zie ik aan so far.

Slide 22 - Quizvraag

How many birds ...............you.................... (count) so far?
A
did you count
B
have you counted

Slide 23 - Quizvraag

..........................you................ (do)your shopping yet? If you haven't, maybe we can go together!

Is dit afgelopen of is er een link met het nu?


A
Dit is afgelopen, klaar, uit!
B
Er is een link met het nu!

Slide 24 - Quizvraag

.....................you..............(go) to Sarah's party last week?

Is dit afgelopen of is dit nu nog steeds zo, nog een link met het nu?

A
Dit is afgelopen, dat zie ik aan last week.
B
Dit is nu nog steeds zo, er is een link met het nu.

Slide 25 - Quizvraag

.....................you..............(go) to Sarah's party last week?


A
Did you go
B
Have you gone

Slide 26 - Quizvraag

Gebruik vanaf hier je lijst onregelmatige werkwoorden vanaf p.237!

Slide 27 - Tekstslide

They ................... (talk) to Peter yesterday.

Slide 28 - Open vraag

We .............. (see) her two weeks ago.

Slide 29 - Open vraag

I'm not hungry yet, I ............. (just eat) lunch.

Slide 30 - Open vraag

She....................(live) in Venlo her whole life.

Slide 31 - Open vraag

We ................... (win) two matches so far.

Slide 32 - Open vraag

We .................. (go) to Spain in 2018.

Slide 33 - Open vraag

I.......................(recently clean) the kitchen cabinets, so maybe you can clean the bathroom cabinets today.

Slide 34 - Open vraag

Ik begin dit te snappen!
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll