Week 40 Ne 4K H2 Woordenschat: betekenis van moeilijke woorden

Welkom 
leerlingen!
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 
leerlingen!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Week 48 Nederlands 
Welkom leerlingen bij de les Nederlands van mevrouw Ori. In deze les gaan we het hebben over : Onbekende/ moeilijke woorden , de betekenis afleiden uit het woord.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van deze les!

Na deze les kan je:
de betekenis van een onbekend/ moeilijk woord afleiden uit het woord, in de tekst vinden (of opzoeken in het woordenboek).

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordenschat hoofdstuk 3
De betekenis van een onbekend woord afleiden uit het woord.

                      Er zijn drie manieren:             
- woord voorvoegsel en / of achtervoegsel
- samengesteld woord
- woord lijkt op bekend woord


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorvoegsel/achtervoegsel

   je misdragen - je slecht gedragen


waardeloos - zonder waarde


    non fictie - niet verzonnen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstelling

vakkennis - kennis van een vak (iets weten over een vak)


tegelvloer - vloer van tegels



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woord lijkt op een ander woord
concentratie lijkt op concentreren = opletten

chaotisch lijkt op chaos = puinhoop

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veelvoorkomende voorvoegsels
Voorbeeld

a-: niet

anti-: tegen

non-: niet

mis-: verkeerd, fout

wan-: slecht, verkeerd

her-: weer, opnieuw

ex-: niet meer

mini-: heel klein

inter-: tussen 2 of meer gebieden

asociaal

antipathie

non-actief

misdragen

wantoestand

herinrichten

ex-man

minibus

interland

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent
onmisbare
A
niet te missen
B
gemiste

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent
interregionaal
A
in de regio's
B
tussen regio's

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent
wantoestanden
A
slechte toestanden
B
andere toestanden

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent
non-actief
A
weer actief
B
niet actief

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent
ex-voorzitter
A
iemand die vroeger voorzitter was
B
verkeerde voorzitter

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent
herkauwers
A
een dier dat zijn eten opnieuw kauwt
B
een dier dat zijn eten meteen goed kauwt

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Woordbetekenissen raden

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  1. Je weet hoe je de betekenis van een samengesteld woord
    kunt achterhalen.
  2. Je weet hoe je de context kunt gebruiken om de betekenis
    van een woord te raden.
  3. Je weet waar je op moet letten bij de betekenis van een
    uitdrukking
    zoals een spreekwoord of gezegde.
  4. Je kunt uitleggen wanneer je een woord raadt of opzoekt.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Betekenis van een woord


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstellingen
  • Een samenstelling is een combinatie van twee
    of meer woorden.
  • Knip de samenstelling in losse woorden. 
  • Vind de betekenis van de losse woorden. 
  • Raad de betekenis van de woordcombinatie. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
'voetbalveld'
 
Het woord is een samenstelling van 'voetbal' en 'veld'.

Een voetbalveld is dus een veld om op te voetballen.




Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat denk je dat het woord 'fotografiecursus' betekent?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat denk je dat het woord 'tijdschriftenrek' betekent?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De context gebruiken
  • De 'context' zijn de woorden rondom het nieuwe
    woord of de voorgaande zinnen.
  • De context helpt je te raden wat het woord betekent.
  • Soms staat er verderop in de tekst een synoniem:
    een woord dat bijna hetzelfde betekent. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
'We gingen naar de opticien om een nieuwe bril uit
te zoeken. In de brillenwinkel was er veel keuze.'

Door de rest van de eerste zin begrijp je dat je
bij een opticien brillen kunt kopen. 

In de tweede zin staat een synoniem
voor opticien: brillenwinkel

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


'Ik heb drie biljetten van 50 euro.'
Wat denk je dat het woord 'biljet' betekent?

A
bon
B
briefje
C
munt

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Betekenis van een uitdrukking

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitdrukkingen



Denk aan: spreekwoorden, gezegden, zegswijzen.

Het gaat om vaste combinaties van woorden met een andere betekenis dan wat er letterlijk staat.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
'De toekomst lacht ons tegemoet.' 

De toekomst kan niet echt lachen. Bedoeld wordt:
het gaat goed met ons
en onze toekomst. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Raden of opzoeken
  • Je kunt de betekenis van een uitdrukking proberen te raden. Dit kan met de zinnen en zinsdelen eromheen.

  • Als raden niet lukt, kun je een woordenboek of spreekwoordenboek gebruiken. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Ik vond het maar niks om weg te zijn van huis. Oost, west, thuis best.'
Wat betekent die tweede zin ?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een uitdrukking opzoeken
  • Wil je een spreekwoord of gezegde in een (spreek)woordenboek opzoeken? Kijk dan eerst wat
    het belangrijkste woord van de uitdrukking kan zijn.

  • Je zoekt dan dit belangrijkste woord, het trefwoord,
    in het (spreek)woordenboek op.

Slide 31 - Tekstslide

Ook in spreekwoordenboeken staan de trefwoorden op alfabetische volgorde. 


Voorbeeld
'Zij lust er wel pap van.'
'pap' is hier het trefwoord, dat zoek je op in het woordenboek.

Achter het woord 'pap' staan alle betekenissen van uitdrukkingen met 'pap'.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat is het belangrijkste woord van dit gezegde?
'Zijn eigen boontjes doppen'
A
eigen
B
doppen
C
boontjes

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoek 'zijn eigen boontjes doppen' op
in een (spreek)woordenboek.
Wat betekent het?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
  • De betekenis en spelling van een woord zoek je op in een woordenboek. Daarin staan de woorden op alfabetische volgorde.

  • De betekenis van een woord kun je ook proberen te raden. Kijk dan goed naar de woorden eromheen. 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


  • Uitdrukkingen zijn vaste combinaties van woorden met
    een andere b
    etekenis dan wat er letterlijk staat.

  • Wil je een uitdrukking opzoeken in een woordenboek?
    Kijk eerst wat het belangrijkste woord van de
    uitdrukking kan zijn. Zoek dan op dit woord. 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt nu geleerd over:
  • het alfabet
  • een woordenboek gebruiken
  • woorden opzoeken op internet
  • woordbetekenis raden
  • de betekenis van een uitdrukking achterhalen

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Momentje  nadenken

Slide 38 - Tekstslide

Hoe gaat het nu?
Wat gaat goed, wat kan beter?
Welke vragen heb je nog? Die kun je bij de volgende dia invullen.
Welke vragen heb je nog?

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je geleerd?

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Bedankt en tot de volgende keer!
Mevr. Ori

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies