Bloed

Thema 3: Bloedsomloop
Basisstof 1: Bloed
lees eerst blz. 176 - 178
werk daarna de lessonup door

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 3: Bloedsomloop
Basisstof 1: Bloed
lees eerst blz. 176 - 178
werk daarna de lessonup door

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Bloed
  • veel rode bloedcellen
  • witte bloedcellen zijn groot
  • witte bloedcellen nemen deeltjes op

Slide 4 - Tekstslide

Rode bloedcellen
Vervoeren zuurstof

Hemoglobine kleurt de bloedcellen rood.
Bevatten veel ijzer

Slide 5 - Tekstslide

Witte bloedcellen

Slide 6 - Tekstslide

Witte bloedcellen
  • 'eten' bacteriën en virussen 
  • Maken antistoffen, om vijanden aan te vallen

Slide 7 - Tekstslide

Bloedplaatjes
Vorm: geen vaste vorm
(uiteengevallen cellen).
Celkern: Nee
Functie:
- Zorgen voor bloedstolling

Slide 8 - Tekstslide

bloedplaatjes
zorgen voor stolling bij een wondje, waardoor een korstje ontstaat. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Waarmee zou jij Barbapapa (kan van vorm veranderen) het beste kunnen vergelijken?
A
Rode bloedcel
B
Witte bloedcel
C
Bloedplaatje
D
Hemoglobine

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Aan de slag!
Basisstof 1  huiswerk. 
bs. 1: opdr. 6, 7, 8, 9


Slide 15 - Tekstslide

Basisstof 2  De bloedsomloop
Lees eerst blz 184 - 186
werk daarna de rest van de lesson up door

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

De bloedsomloop
De weg die het bloed door het lichaam aflegt.

2 bloedsomlopen:

  • Kleine bloedsomloop
  • Grote bloedsomloop

Slide 18 - Tekstslide

kleine bloedsomloop:
hart - longen - hart
grote bloedsomloop:
hart - alle organen - hart

Slide 19 - Tekstslide

Kleine bloedsomloop
Grote bloedsomloop
uitleg over de kleine bloedsomloop

Slide 20 - Tekstslide

Dubbele bloedsomloop
Het bloed gaat tweemaal door het hart in twee verschillende bloedsomlopen.
De kleine bloedsomloop en de grote bloedsomloop.

Slide 21 - Tekstslide

Dubbele bloedsomloop:
per omloop 2 keer door het hart.
Enkele bloedsomloop

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video


Waarom wordt de bloedsomloop van de mens een dubbele bloedsomloop genoemd?
A
Omdat alle rode bloedcellen per omloop twee keer door het hart gaan
B
Omdat de bloedsomloop bestaat uit aders en slagaders
C
Omdat het bloed per omloop twee keer door het hart stroomt
D
Omdat het hart zuurstofarm en zuurstofrijk bloed vervoert

Slide 24 - Quizvraag

In de afbeelding zie je de bloedsomloop van de vis. Heeft de vis een dubbele bloedsomloop?
A
JA
B
NEE

Slide 25 - Quizvraag

Hoe loopt de kleine bloedsomloop?

Wat is de taak van de kleine bloedsomloop?
A
Hart --> hele lijf --> Hart, Zuurstof opname in bloed
B
Hart --> hele lijf --> Hart, Zuurstof afgeven aan cellen
C
Hart --> Longen --> Hart, Zuurstof opname in bloed
D
Hart --> Longen --> Hart, Zuurstof afgeven aan cellen

Slide 26 - Quizvraag

Lezen
Lees blz 187 en 188
werk vervolgesn de lesson up door

Slide 27 - Tekstslide

de bloedvaten 


- slagaders
-haarvaten
-aders

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

haarvaten

- zijn maar 1 cellaag dik
- vormen een netwerk
- de bloeddruk is laag
- er vindt uitwisseling plaats van stoffen

Het lichaam kan nieuwe vaten maken wanneer er een verstopping is

Slide 31 - Tekstslide

slagaders

-lopen altijd van het hart af
- hebben een gespierde wand
- de bloeddruk is hoog
- liggen vaak diep in het lichaam


Slide 32 - Tekstslide

aders
- lopen naar het hart toe
- de bloeddruk is laag
- de wanden zijn minder gespierd 
- liggen minder diep in je lichaam
- bevatten vaak kleppen

Slide 33 - Tekstslide

spierpomp

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

bloedvatenstelsel
rood = zuurstofrijk
blauw = zuurstofarm

slagaders bevatten vaak zuurstofrijk bloed
maar niet altijd!
De longslagader bevat zuurstofarm bloed


Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

naam van de bloedvaten
De slagaders worden genoemd naar het orgaan waar ze heen stromen.
De aders worden genoemd naar het orgaan waar ze vandaan stromen.

uitzondering: bloedafvoer van het darmkanaal!
Dit gaat via de poortader naar de lever.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

hoe loopt de kleine bloedsomloop?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart

Slide 40 - Quizvraag

welke drie soorten bloedvaten zijn er?
A
Aorta, slagaders en aders
B
Aorta, aders en haarvaten
C
Aorta, slagaders en haarvaten
D
Slagaders, aders en haarvaten

Slide 41 - Quizvraag

Bevatten slagaders zuurstofrijk bloed?
A
ja
B
nee
C
soms

Slide 42 - Quizvraag

Je kunt je hartslag meten bij je pols. Dit is een voorbeeld van een
A
aorta
B
slagader
C
ader
D
haarvat

Slide 43 - Quizvraag

Uit wat voor weefsel bestaat een ader?
A
bindweefsel, spierweefsel en dekweefsel
B
bindweefsel en dekweefsel
C
spierweefsel en dekweefsel
D
alleen dekweefsel

Slide 44 - Quizvraag

welk bloedvat bestaat niet?
A
De leverader
B
De leverslagader
C
De darmslagader
D
De maagader

Slide 45 - Quizvraag

Wat is er bijzonder aan de longader?
A
De bloeddruk is er hoog
B
Hij loopt van het hart af
C
Hij bevat zuurstofrijk bloed
D
Hij heeft een gespierde wand

Slide 46 - Quizvraag

In welke bloedvaten is de bloeddruk laag?
A
In haarvaten en aders
B
alleen in aders
C
alleen in haarvaten

Slide 47 - Quizvraag

De bloeddruk daalt in de haarvaten.
Wat is géén oorzaak hiervoor?
A
Het bloedvat is smaller
B
Bloed wordt afgeremd via de wanden
C
De haarvaten hebben geen spierweefsel
D
Het is verder van het hart af

Slide 48 - Quizvraag

De bloedvaten die je hier ziet zijn...
A
slagaders
B
aders
C
haarvaten

Slide 49 - Quizvraag

zuurstofrijk bloed
zuurstofarm bloed
aorta
halsslagader
longslagader
poortader
leverader
holle ader
longader

Slide 50 - Sleepvraag

Huiswerk
Maak opdrachten 5 tm 10

Slide 51 - Tekstslide