mening geven en woordvolgorde in de zin 3R8B

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Je mening geven 
Iemand vraagt je hoe je je stage vindt.
Je geeft op de volgende dia je mening in een nette zin, waarin je ook een argument geeft waarom je dat vindt.
Je gebruikt ook een signaalwoord.

Slide 2 - Tekstslide

Iemand vraagt je hoe je je stage vindt.
Je geeft je mening in een nette zin, met daarbij een argument . Je gebruikt ook een signaalwoord.

Slide 3 - Open vraag

Woordvolgorde in de zin

Slide 4 - Tekstslide

Gewone volgorde in een hoofdzin:
Onderwerp persoonsvorm iets anders  (OPA)

Jan  loopt naar school
Ik werk elke dag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Zin met inversie (apo)
Als de zin met iets anders dan het onderwerp begint, bijvoorbeeld de tijd of de plaats:
Anders persoonsvorm onderwerp

Morgen ga ik voetballen
Om vijf uur kom ik 

Slide 7 - Tekstslide

In welke zin is de volgorde goed?
A
Ik morgen ga naar huis
B
Ik ga morgen naar huis
C
Morgen ik ga naar huis
D
Naar huis ik ga morgen

Slide 8 - Quizvraag

Zin met gewone volgorde
Zin met inversie
Gisteren ben ik gevallen
Ik hou van pannenkoeken
Patat vind ik niet lekker.
Jan en Piet voetballen samen
Over een week begint de vakantie

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Video

Maak twee zinnen, één met en één zonder inversie met de volgende woorden:

we vakantie hebben volgende week gelukkig

Slide 11 - Open vraag

zonder inversie

We hebben volgende week gelukkig vakantie.
Met inversie

Volgende week hebben we gelukkig vakantie.

Gelukkig hebben we volgende week vakantie.

Slide 12 - Tekstslide

Woordvolgorde in samengestelde zinnen

Slide 13 - Tekstslide

Voegwoorden
In het Nederlands kun  je twee zinnen aan elkaar maken (voegen) tot een lange zin, met voegwoorden. Een lange zin met twee persoonsvormen heet een samengestelde zin.
Bijvoorbeeld:
                         zin 1: ik hou van voetbal.
                         zin 2: ik ben dol op paardrijden.
Aan elkaar voegen met EN: 
zin3: Ik hou van voetbal en ik ben dol op paardrijden.

Slide 14 - Tekstslide

Welke voegwoorden ken je? Typ er een aantal.

Slide 15 - Open vraag

Welke bewering past het beste bij jou?
A
Ik schrijf alleen korte zinnen en gebruik geen voegwoorden
B
Ik kan de voegwoorden en, maar, of correct gebruiken
C
Ik kan ook moeilijkere voegwoorden gebruiken: als, hoewel, daardoor, terwijl
D
Ik probeer lange zinnen, maar vind de woordvolgorde in lange zinnen moeilijk

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

De volgorde verandert NIET bij:
  1. en         Ik hou van koffie en ik hou van thee
  2. maar    Ik hou van koffie, maar ik hou niet van thee
  3. want    Ik hou van koffie, want ik word dan wakker.
  4. of          Je  houdt van koffie of je houdt van thee.
  5. dus       Ik hou alleen van koffie, dus ik hou niet van thee.

Slide 18 - Tekstslide

Zelf zinnen maken
Je ziet zo twee losse zinnen. 

Maak daarmee  zelf drie samengestelde zinnen met de drie gegeven voegwoorden. 

Let op de betekenis en de woordvolgorde!

Slide 19 - Tekstslide

Jan werkt in de pizzeria.
Jan heeft geen tijd voor huiswerk.
omdat dus want

Slide 20 - Open vraag

Voorbeelden van goede zinnen
Jan werkt in de pizzeria, dus Jan heeft geen tijd voor huiswerk.
Jan werkt in de pizzeria, dus heeft Jan geen tijd voor huiswerk.
Jan heeft geen tijd voor huiswerk, want Jan werkt in de pizzeria.
Jan heeft geen tijd voor huiswerk, omdat Jan in de pizzeria werkt.
Omdat Jan in de pizzeria werkt, heeft  Jan geen tijd voor huiswerk. .

Slide 21 - Tekstslide

Nu Nederlands
Ga oefenen in Nu Nederlands
Taalverzorging: 3.1 zinsbouw. Opdracht 1 t/m 7

Slide 22 - Tekstslide

Nu Nederlands  schrijven 2.3  1 t/m 4

Slide 23 - Tekstslide

Vond je deze les over woordvolgorde leerzaam?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll