Mavo 3 Muziek - overzicht

Mavo 3 - Muziek -
De belangrijkste begrippen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Mavo 3 - Muziek -
De belangrijkste begrippen

Slide 1 - Tekstslide

Toonhoogte
Toonhoogte is de ervaren hoogte van een toon (hoe hoog of hoe laat hoor je de toon), en waar staat de noot  op de notenbalk. Je kent het volgende:
het notenschrift, de notennamen, G en F-sleutel, vaste en toevallige voortekens (kruizen en mollen) en het herstellingsteken. (zie theorieboekje)




Toonsoort:
Majeur (vrolijk) en mineur (droevig) 

Slide 2 - Tekstslide

Ritme - Toonduur
Een ritme kun je klappen. De lengte van een toon (kort/lang, het aantal tellen).
We kennen de volgende notenwaarden (zie theorieboekje):
  • hele noot (4 tellen)
  • halve noot (2 tellen)
  • kwartnoot (1 tel)
  • achtste noot (halve tel)
  • zestiende noot (kwart tel)

    Let op: deze kennen we ook als rusten!



Slide 3 - Tekstslide

Extra begrippen bij ritme
Afterbeat: accent ligt op de 2e en 4e tel.


\

\
Syncope: accent ligt tussen de tellen. 1 EN 2 EN 3 EN 4 EN

Slide 4 - Tekstslide

Extra begrippen bij ritme
  • Gepuncteerde noot. Noot met punt (de helft van de notenwaarde komt erbij).





  • Verbindingsboog: als je twee noten aan elkaar verbindt hoef je de tweede noot niet te spelen spelen.



Op de volgende slide vind je ritme-oefeningen. Oefen t/m level 5.

Slide 5 - Tekstslide

Ritmes oefenen 


Op de volgende slide vind je ritme-oefeningen. Oefen t/m level 5.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Maatsoort
Geeft aan hoeveel tellen er in een maat zitten.
De maatsoort wordt met twee getallen genoteerd aan het begin van ieder muziekstuk. Bijvoorbeeld: 4/4, 3/4 of 6/8.

Een maat soort kan tweedelig of driedelig zijn.
Tweedelig: recht, marcheer-gevoel (2/4 , 4/4 en 6/8)
Driedelig: wieg-gevoel (3/4)
De 6/8 maat is verdeeld in 2x drie achtsten, als dit een snel tempo heeft wordt het dus vaak geteld in tweëen en voelt het tweedelig met twee triolen. 

Slide 8 - Tekstslide

Luister naar het audio-fragment.
Is het twee- of driedelig?
A
Tweedelig
B
Driedelig

Slide 9 - Quizvraag

Extra begrippen bij maatsoort
Opmaat
Een onvolledige maat aan het begin van een muziekstuk.
Het lijkt dus alsof er een instrument te vroeg begint met spelen.



Maatwisselingen

Een maatwisseling is het veranderen van de maatsoort gedurende een compositie.

Slide 10 - Tekstslide

Heeft dit stuk
een opmaat?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Tempo
Je moet de verschillende tempo's kunnen herkennen in muziek:
 langzaam, snel en rustig

In popmuziek gebruiken we daarvoor de begrippen: slow, medium en up-tempo

Tempowijzigingen in klassieke muziek:
  • accelerando: versnellen
  • ritenuto: vertragen

Slide 12 - Tekstslide

Dynamiek
Dynamiek is de klanksterkte van muziek. Hoe hard of hoe zacht wordt er gespeeld.
We kennen dynamische tekens:





  • p – piano (zacht) , f – forte (hard),
  • crescendo en decrescendo (geleidelijk aan harder en zachter worden)
In popmuziek praten we niet over een decrescendo maar over een fade out als de muziek aan het einde van het nummer steeds zachter wordt en uitsterft.



Slide 13 - Tekstslide

Muzikale lagen
Lagen waaruit de muziek is opgebouwd. Elke laag heeft een eigen functie in de compositie. 
Je moet de instrumenten in de juiste laag kunnen plaatsen.

Bijvoorbeeld:
  • Melodielaag: zang, dwarsfluit, viool, etc.
  • Akkoordenlaag: piano, gitaar
  • Baslaag: basgitaar, contrabas
  • Ritmelaag: drumstel, percussie (guiro, bongo’s, conga’s, etc.)

Slide 14 - Tekstslide

Instrumentenkennis
Je moet de verschillende instrumenten kunnen benoemen aan de hand van een afbeelding en aan de hand van een geluidsfragment.

Zie aparte instrumentenlijst met afbeeldingen en namen. 





Slide 15 - Tekstslide

Instrumentenkennis - speeltechnieken
Je kunt op verschillende manieren spelen op je instrument.

Articulatie
De manier waarop je de noten speelt, of articuleert, net als woorden.
  • Staccato (kort en puntig, noten worden los van elkaar gespeeld)
  • Legato (gebonden, de ene noot houdt pas op precies waar de volgende begint)









Slide 16 - Tekstslide

Instrumentenkennis - extra begrippen
Bij strijkinstrumenten kun je strijken met de strijkstok of:
Pizzicato: plukken aan de snaren. Luister naar het audiofragment voor een voorbeeld.

Om een noot interessanter te maken kun je hem 'versieren',  met een triller:
Bij de triller wissel je snel heen en weer tussen de noot waarboven de triller staat en de noot erboven. Denk aan het trillen van je stem.



Slide 17 - Tekstslide

Instrumentenkennis: bijzondere instrumenten
De triller hebben we gehoord bij het bijzondere instrument de klavecimbel.

De componist Bach heeft veel geschreven voor dit instrument:








Slide 18 - Tekstslide

De marimba. Een melodisch slagwerkinstrument.
Verwant aan de xylofoon.
De triller hebben we gehoord bij het bijzondere instrument de klavecimbel.

Luister naar de audio. Dit instrument moet je op gehoor kunnen herkennen.






Slide 19 - Tekstslide

Samenklank
Het herkennen en benoemen van: eenstemmigheid, tweestemmigheid,
en meerstemmigheid


Akkoorden en akkoordenschema's.
Een akkoord is een drieklank, bestaat dus uit drie tonen (3 stemmen)
C majeur:                           C mineur
5 - G                                      5 - G 
 3 - E                                     3 - E
1 - C                                     1 - C


Slide 20 - Tekstslide


Homofonie
(Letterlijk: ‘gelijke klanken’). 
Een meerstemmige compositietechniek waarin alle stemmen hetzelfde ritme hebben. De stemmen zingen/spelen ieder hun eigen melodie maar je hoort de woorden/het ritme tegelijkertijd.


Polyfonie
Een meerstemmige compositietechniek waarin de stemmen onafhankelijk van elkaar zijn qua ritme; het ritme is ongelijk. Je hoort de woorden/het ritme door elkaar. 
(Letterlijk: ‘veel klanken’).


Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 21 - Tekstslide

Improviseren en componeren


Improviseren
Het ter plekke verzinnen van een melodie of een ritme.

Componeren/componist
Het schrijven van muziek. 
De componist is de persoon die de muziek voor het orkest heeft geschreven.


Slide 22 - Tekstslide

Heel veel succes!

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide