H5.4 + H5.5 lenzen en beeld en het oog

H5.4 + H5.5 lenzen en beeld en het oog
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

H5.4 + H5.5 lenzen en beeld en het oog

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Hst 2 Licht
Jas in de kluis

Mobiel in de Kluis of thuis!!!

Spullen op tafel; 
boek, schrift, schrijfspullen, rekenmachine

Tas op de grond


Slide 3 - Tekstslide

H2 Licht
2.1 Starten
2.2 Lichtbronnen en kleur (wk1)
2.3 Weerkaatsen van licht (wk1)
2.4 Beelden maken met lenzen (wk2)
2.5 Het oog (wk3)
Oefentoets (wk4)

Woensdag 19 juni PTA H2 (LET OP: slechts 5 weken)

Slide 4 - Tekstslide

Eerst stukje herhaling 5.2-5.3
Infrarood - Ultraviolet licht
Spiegelwet
Spiegelbeeld maken

Slide 5 - Tekstslide

Schaduw bepalen (werken met randstralen) 

Slide 6 - Tekstslide

Spiegel wet + Spiegelbeeld maken

Slide 7 - Tekstslide

Spiegelbeeld tekenen 
  1. Verleng eventueel de spiegel met stippellijnen
  2. Pak een vast punt b.v. het oog en noem dat a
  3. Meet voorwerpsafstand = v voor het oog
  4.  Stippel loodrechte lijn naar andere kant spiegel
  5. Teken het punt aan de andere kant van de spiegel (gelijke afstand tot spiegel => a'
  6. Herhaal dit voor haren (b) en voeten (c).
  7. Teken de lichtstralen naar haar oog, van de bovenkant en onderkant van de spiegel
  8.  Nu de vraag: Hoeveel kan ze zichzelf zien in de spiegel?

Slide 8 - Tekstslide

2.4 Lenzen
Deze les ga je meer leren over hoe lenzen werken en wat ze doen met het beeld

Slide 9 - Tekstslide

Lenzen
voorbeelden:
bril
in fototoestel
vergrootglas
lens in oog
lens op oog

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen
Ik kan
  • de kenmerken van positieve en negatieve lenzen benoemen 
  • beschrijven wat het brandpunt van de lens is
  • onderscheid maken tussen een reëel beeld en een virtueel beeld
  • een beeld construeren, dat gevormd wordt door een positieve lens.
  • de voorwerpsafstand en beeldafstand van een positieve lens beschrijven. 

Slide 11 - Tekstslide

Brandpunt = F
brandpuntsafstand = f

Misschien ooit vroeger wel eens gedaan - met een loep blaadjes in de fik steken! Dan liggen de blaadjes in het brandpunt. 

Slide 12 - Tekstslide

Soorten lenzen

Slide 13 - Tekstslide

Dit is een .... lens
A
Bolle
B
Holle

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Tekenen van beeld bij een positieve lens

Slide 19 - Tekstslide

NOTEER DE REGELS!!
Tekenregels:
De stralen vanaf de uiteinden van het voorwerp tekenen
  1. de straal midden door de lens gaat in de zelfde richting  verder. => wordt niet afgebogen 
  2. de straal evenwijdig aan de hoofdas (loodrecht op de lens), tot aan de lens => na de lens gaat de straal door het brandpunt achter de lens
  3. het beeld ontstaat daar waar de stralen elkaar kruisen. => beeld is omgekeerd

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Construeren beeld
V

Slide 22 - Tekstslide

Onthouden !
Positieve lens (bolle lens)
  • Heeft een Convergerende werking (naar elkaar toe)
  • De  lichtstralen komen bij elkaar in het brandpunt (hoofdletter F)
  • Afstand lens => brandpunt heet brandpunts-afstand (kleine letter f)
Negatieve lens (holle lens)
  • Heeft een divergerende werking (van elkaar af).
  • Negatief brandpunt (dus vóór de lens) 
Tekenen Beeld bij positieve lens:
  • Teken altijd de twee constructie stralen
  • Beeld is omgekeerd.

Slide 23 - Tekstslide

Hoe groot is de hoek van inval?

Slide 24 - Open vraag

Stelling 1: Infrarood licht kun je spiegelen
Stelling 2: Infrarood licht gaat door je hand
A
Stelling 1 en 2 zijn fout
B
Stelling 1 en 2 zijn goed
C
Stelling 1 is goed
D
stelling 2 is goed

Slide 25 - Quizvraag

Constructiestralen

Slide 26 - Tekstslide

Hoeveel constructiestralen hebje nodig om de plaats van het beeld vast te stellen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 27 - Quizvraag

In figuur 4 is een reëel beeld gemaakt met een positieve lens.
Welke twee lichtstralen zijn geen constructiestralen?
A
Lichtstraal 1
B
Lichtstraal 2
C
Lichtstraal 3
D
Lichtstraal 4

Slide 28 - Quizvraag

Constructiestralen

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag
Lees H2.4 goed door uit leerboek (p. 26-30)
Maak opgave 3 t/m 12 werkboek (p. 25-27)

Klaar: Controleer de opdrachten
Van fouten kun je alleen maar leren!!!

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Deze les: H2.5 Het oog

Slide 33 - Tekstslide

Leerdoelen vandaag
Ik kan straks ...
  • de 7 onderdelen van het oog benoemen.
  • de functie van de pupil uitleggen.
  • uitleggen wat accommoderen van de ooglens is.
  • uitleggen welke lens bijziend en verziend kan corrigeren.

Maar eerst korte herhaling lesstof 2.4 Constructiestralen tekenen en beeld 


Slide 34 - Tekstslide

Constructiestralen bij een bolle lens

Slide 35 - Tekstslide

Voorkennis
Zijn er leerlingen in de klas die een bril of lenzen dragen en weten welke sterkte ze ongeveer hebben?

Heb jullie moeite met voorwerpen van dichtbij of van veraf?

Slide 36 - Tekstslide

Dioptrie
Oogarts en opticien gebruiken dpt om de sterkte (S) van brillenglazen aan te geven.





S=f1

Slide 37 - Tekstslide

De belangrijkste onderdelen van het oog

Slide 38 - Tekstslide

Het beeld komt ondersteboven op het netvlies.

Slide 39 - Tekstslide


  • Pupil is de opening in de iris (de gekleurde gedeelte van de oog)

  • Veel licht - pupil klein

  • Weinig licht - pupil groot

Slide 40 - Tekstslide

accommoderen
Als een voorwerp dichterbij
komt wordt de lens boller.


Accommoderen : lens platter of boller maken

Slide 41 - Tekstslide

Bijziend
  • Dichtbij scherp, veraf wazig
  •  De ooglens is te bol 
  • Beeld kom vóór het netvlies
  • Je hebt een negatieve lens nodig
  • 'negatieve" bril => ogen lijken kleiner

Slide 42 - Tekstslide

Verziend
  • veraf scherp, dichtbij wazig
  • De ooglens is te zwak 
  • Beeld komt achter je netvlies
  • Je hebt een positieve lens nodig
  • "positieve" bril => ogen lijken groter

Slide 43 - Tekstslide

Aan de slag
Lees H2.5 goed door van leerboek (p. 31-34)
Maak opgaven H2.5 opg. 3 t/m 17 (p. 28-31)

Maak de extra tekenopdrachten H2 opg. 1 t/m 11 verder af

Controleer Alle opgaven
Juist van jouw fouten kun je leren

Slide 44 - Tekstslide

Waarop valt het licht om een beeld te vormen in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Netvlies
D
Hersenen

Slide 45 - Quizvraag

Bij veel licht is de pupil
A
Groot
B
Klein
C
Licht heeft geen invloed op pupil

Slide 46 - Quizvraag

Wat is constant in de oog ?
A
brandpuntafstand
B
beeldafstand

Slide 47 - Quizvraag

Hoe heet het als de spiertjes rondom de lens de lens verstellen?
A
Revalideren
B
Accommoderen
C
Adapteren
D
Corrigeren

Slide 48 - Quizvraag

Wat is het probleem als je bijziend bent ?
A
Ooglens is te sterk
B
Ooglens is te zwak

Slide 49 - Quizvraag

Hoe sterk is een lens als de brandpuntafstand 35 cm is?
A
0,029
B
0,29
C
2,9
D
29

Slide 50 - Quizvraag