5.2 Energiegebruik thuis

5.2 Energiegebruik thuis
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5.2 Energiegebruik thuis

Slide 1 - Tekstslide

Startopdracht
- individueel...?
- naam op blad
- 5 minuten

Blad vol? Gebruik de achterkant.
Helemaal vol? Steek hand op voor nieuw blad.

Slide 2 - Tekstslide

5.2 Energiegebruik in huis
Ga rustig zitten pak alvast je boeken, etui,  en schrift erbij.
Startopdracht:
Een waterkoker met een vermogen van 1,5 kW doet er 5 minuten over om een liter water aan de kook te brengen. Om een liter water aan de kook te brengen is 335 kJ aan energie nodig.

Wat is het rendement van de waterkoker?
Leg uit wat er met de rest van de energie is gebeurd.

Slide 3 - Tekstslide

startopdracht

Een waterkoker met een vermogen van 1,5 kW doet er 5 minuten over om een liter water aan de kook te brengen. Om een liter water aan de kook te brengen is 335 kJ aan energie nodig.

Wat is het rendement van de waterkoker?
Leg uit wat er met de rest van de energie is gebeurd.
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

5.2 Energiegebruik thuis
Thuis gebruik je nogal wat energie. Deze energie moet je betalen, dus je wilt zo zuinig mogelijke apparaten.
Waar moet je dan op letten.

Slide 5 - Tekstslide

vandaag
- Leerdoelen
- uitleg 5.2
- zelfwerken
- quizz

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Met behulp van een energielabel en de energieprijs uitrekenen hoeveel het gebruik van een apparaat per jaar kost.
  2. Aangeven wat je kan doen om zuiniger met energie om te gaan.
  3. Energielabels lezen en aan de hand van energielabels iets opmerken over het energiegebruik
  4. Aangeven wat je zoal kunt doen met 1kWh aan energie

Slide 7 - Tekstslide

Wat kun je doen met elektrische energie
Met elektrische energie kun je warmte maken
Met elektrische energie kun je licht maken.

Met elektrische energie kun je iets laten bewegen.

Slide 8 - Tekstslide

De grootte van 1 kWh
Met 1,0 kWh elektrische energie kun je:


Slide 9 - Tekstslide

De grootte van 1 kWh
Met 1,0 kWh elektrische energie kun je:

.  10 uur internetten of

Slide 10 - Tekstslide

De grootte van 1 kWh
Met 1,0 kWh elektrische energie kun je:

.  10 uur internetten of
.  15 keer je haar fohnen

Slide 11 - Tekstslide

De grootte van 1 kWh
Met 1,0 kWh elektrische energie kun je:

.  10 uur internetten of
.  15 keer je haar fohnen
.  Één kleine koelkast 1 dag laten koelen.

Slide 12 - Tekstslide

De grootte van 1 kWh
Met 1,0 kWh elektrische energie kun je:

.  10 uur internetten of
.  15 keer je haar fohnen
.  Één kleine koelkast 1 dag laten koelen.
.  4 avonden tv kijken

Slide 13 - Tekstslide

De grootte van 1 kWh
Met 1,0 kWh elektrische energie kun je:

.  10 uur internetten of
.  15 keer je haar fohnen
.  Één kleine koelkast 1 dag laten koelen.
.  4 avonden tv kijken
.  250 gaatjes boren

Slide 14 - Tekstslide

Wat kun je doen met elektrische energie
1,0 kWh kost ongeveer € 0,21
Een gemiddeld gezin gebruikt in huis ongeveer 3500 kWh per jaar.

Een elektrische auto gebruikt ook 3500 kWh per jaar

Met 3500 kWh kun je 35.000 uur internetten

Slide 15 - Tekstslide

Wat kun je doen met elektrische energie
1,0 kWh kost ongeveer € 0,21
Een gemiddeld gezin gebruikt in huis ongeveer 3500 kWh per jaar.

Hoeveel kost dat?

Slide 16 - Tekstslide

Wat kun je doen met elektrische energie
1,0 kWh kost ongeveer € 0,21
Een gemiddeld gezin gebruikt in huis ongeveer 3500 kWh per jaar.

Hoeveel kost dat?
3500 kWh * 0,21 euro per kWh =

Slide 17 - Tekstslide

Wat kun je doen met elektrische energie
1,0 kWh kost ongeveer € 0,21
Een gemiddeld gezin gebruikt in huis ongeveer 3500 kWh per jaar.

Hoeveel kost dat?
3500 kWh * 0,21 euro per kWh = 735

Slide 18 - Tekstslide

Elektriciteitsgebruik

Slide 19 - Tekstslide

Energielabel
Als je een elektrisch apparaat koopt zit er altijd een energielabel op met gegevens over onder andere het energiegebruik
.

Slide 20 - Tekstslide

Energielabel
Snel zichtbaar of het een goed apparaat is. 

Slide 21 - Tekstslide

Hw maken
5.2 opgave 17, 20, 23, 24, 25, 26

Slide 22 - Tekstslide

Quizz

Slide 23 - Tekstslide

Een koelkast verbruikt per dag 0.6 kWh. Wat kost het om deze koelkast een heel jaar aan te laten staan. 1 kWh kost €0.25.
A
Kosten = 0.6kWh x €0.25 = €0.15
B
Kosten = 0.6kWh x €0.25 = €0.15 x 365 = €54,75
C
Kosten = 0.6kWh / €0.25 = €2.40
D
Kosten = 0.6kWh / €0.25 = €2.40 x 365 = €876

Slide 24 - Quizvraag

Welke energie-omzetting heb je in een gasbrander?
A
chemische energie → elektrische energie
B
bewegingsenergie → chemische energie
C
elektrische energie → warmte + licht
D
chemische energie → warmte + licht

Slide 25 - Quizvraag

Elektrische apparaten verbruiken de laatste jaren steeds minder energie. Toch is het energieverbruik per huishouden door apparaten toegenomen. Hoe kan dit?
A
Er zijn meer eenpersoons huishoudens gekomen
B
De bevolking is toegenomen
C
Er worden steeds meer elektrische apparaten gebruikt.

Slide 26 - Quizvraag

Wanneer meer automobilisten een elektrische auto gaan rijden wordt de luchtkwaliteit
A
beter
B
slechter

Slide 27 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met het rendement van een energie-omzetting?
A
Hoeveel winst je ermee maakt
B
Hoe zuinig het apparaat is
C
Hoeveel verlies aan energie er optreedt
D
Hoeveel procent nuttige energie het oplevert

Slide 28 - Quizvraag

Sleep de ster naar de plek, waar het energie verbruik per jaar staat vermeld.
Sleep het vierkant naar de plek waar het water verbruik per jaar staat vermeld.

Slide 29 - Sleepvraag

Dit energielabel is milieuvriendelijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Vul in:
een koelkast met Energielabel A is ......... dan een koelkast met Energielabel C.
A
milieuvriendelijker
B
milieu-onvriendelijker
C
even goed voor het milieu

Slide 31 - Quizvraag

Je koopt een wasmachine met energielabel G. Dit is een:
A
milieu zuinige wasmachine
B
erg vervuilende wasmachine
C
een goedkope wasmachine
D
een dure wasmachine

Slide 32 - Quizvraag

Je wil aan het milieu denken en koopt een product met energielabel A. Dit is:
A
zeer milieuzuinig
B
juist helemaal niet zuinig en vervuilend
C
half om half
D
geen van genoemde antwoorden

Slide 33 - Quizvraag

Hoe veel van de leerdoelen beheers jij?
-24

Slide 34 - Poll

0

Slide 35 - Video