Een voltooid deelwoord wordt gebruikt om te vertellen dat iets al is gebeurd en afgerond is. Ze beginnen vaak met ge-, maar ze kunnen ook beginnen met be-, ver-, ont- en her-.
Bij zwakke werkwoorden eindigt een voltooid deelwoord op een -d of -t.
Een sterk werkwoord eindigt als voltooid deelwoord altijd op -en.
Voorbeelden:
- Ik heb gewerkt bij de Domino’s.
- Wij hebben vorig jaar over de boulevard gelopen.